Bleekmiddelen - chemicaliën, die in staat zijn kleurstoffen om te zetten in kleurlooze stoffen en daardoor de met deze kleurstoffen geklemde stoffen te bleeken. Men onderscheidt drie groepen:
1°oxydeerende b. De voornaamste zijn onderchlorigzuur en chloorkalk, kalium- en natriumhypochloriet. Deze beide laatste zijn zouten van het onderchlorigzuur. Hun werking is ook gelijk aan die van dit zuur (zie Bleekkalk). Verder nog verschillende peroxyden, dat zijn stoffen, die meer zuurstof bevatten dan de gewone oxyden en deze overmaat zuurstof gemakkelijk kunnen afstaan. In aanmerking komen: natriumperoxyde, magnesiumperoxyde en waterstofperoxyde.
Deze stoffen dienen voor het bleeken van zijde, wol, katoen, stroo, veeren, haar, hout, hoorn, been, borstels, enz. Lucidol is een bleekmiddel voor oliën en vetten en bevat als werkzaam bestanddeel benzoylsuperoxyde. Ten slotte komen in aanmerking „perzouten”, zooals kaliumpermanganaat, kaliumpersulfaat, natriumperboraat, kaliumpercarbonaat. Deze worden in diverse waschmiddelen verwerkt. Ook ozon (O3) is een bleekmiddel.
2° Reduceerende b. Hiertoe behooren vnl. het zwaveligzuur en zijn zouten, natriumsulfiet en natriumbisulfiet (Na2SO3 en NaHSO3). Verder formaldehyd-houdende praeparaten (rongaliet, hyraldiet) en het natriumhydrosulfiet, Na2S2O4.
3° Absorbeerende b. Deze stoffen, waarvan koolstof de voornaamste is, veranderen de kleurstof niet chemisch, doch absorbeeren haar aan de oppervlakte. Behalve ontkleuringskool komen in aanmerking allerlei in de natuur voorkomende silicaten, die onder namen als blankiet, frankoliet, tonsil e.a. in den handel zijn en gebruikt worden voor de ontkleuring van oliën en vetten.
v. d. Beek.