Bladgoud - is zeer dun uitgeslagen goud (1/10 000 mm), dat gebruikt wordt voor het vergulden van allerlei voorwerpen, zooals spitsen van kerktorens, hekwerk, schilderijlijsten, glasplaten e.d. Voor het vervaardigen gaat men gewoonlijk uit van 24 karaats goud, dat tot baren wordt gegoten. Deze worden gesmeed en gewalst tot een dikte van 0,2 tot 0,3 mm.
Daarna worden deze goudblaadjes bij een hoeveelheid van 400 tot 600 stuks in een persvorm uit papier gebracht en met den hamer bewerkt. Het zoo uitgeslagen persgoud wordt nu in zgn. goudslagershuidjes verder geslagen. Deze bestaan uit het omhulsel van den blindedarm van runderen. Ten slotte wordt de uiterste graad van dunte verkregen door uitslaan in den zgn. Engelschen vorm gedurende vier a vijf uren met een 20-ponds hamer.
v.d.Beek.
Dikwijls wordt bladgoud met bladmetaal in één adem genoemd. Het verschil is echter groot. Bladgoud verandert niet, doch bladmetaal wordt na verloop van korten tijd vlekkerig of het verkleurt.