Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Bithynië

betekenis & definitie

Bithynië - Ongeacht de vele grensverschuivingen was B. het bergachtig en woudrijk gebied, gelegen tusschen den Pontus, de Propontis, Paphlagonië, Galatië, Phrygië en Mysië, en had als voornaamste steden: Prusa (de oude residentie der koningen van B.; thans Brussa), Nicca, Nicomedië, Heraclea, Chalcedon, Olbia. De Bithyniërs waren de ruwe en krijgszuchtige, niet vóór 700 v. Chr. in B. aangelande Aziatische Thraciërs.

Na het verval van het Perzische rijk, waarbij B. door Cyrus den Grooten was ingelijfd, groeide het aanzien en de macht van zijn eigen stamhoofden. Een dezer, nl. Zipoites (gestorven kort na 280 v. Chr.) nam den koningstitel aan en wist zijn rijk te bevrijden van den greep der Diadochen. Onder de volgende koningen wordt de machts- en expansiepolitiek voortgezet, tot Nicomedes III in 74 v. Chr. zijn rijk aan de Romeinen overmaakt, die B. met Pontus tot één Romeinsche provincie organiseeren.

Als zoodanig wordt B. in het N. T. vermeld (Act. 16. 7 en 1 Petr. 1.1). Ofschoon in den Keizertijd vrede, handel, cultuur en welstand bloeiden, had B. in de 3e eeuw zwaar te lijden onder de rooftochten der Scythen en der Goten. B. verviel ten slotte tegelijk met het Romeinsche rijk. In de 11e eeuw werd B. door de Turken ingenomen.

V. Pottelbergh.

< >