Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Bicker

betekenis & definitie

Bicker - 1°Andries, lid van het beroemde Amsterdamsche regentengeslacht. * 1586, ✝ 24 Juni 1652. In 1627, toen de libertijnsche richting in Amsterdam definitief de overhand kreeg, op 36-jarigen leeftijd tot burgemeester gekozen.

Als hartstochtelijk republikein in scherp verzet tegen de binnen- en buitenlandsche politiek van Frederik Hendr. en Willem II. „Door het Amsterdamsche handels kapitaal gesteund, kon B. stadhouder en Staten, vroedschap en kerkeraad trotseeren en voor zich doen buigen”. Als gevolg van het conflict tusschen Willem II en Amsterdam deed B. afstand van zijn posten. Met zijn invloed was het toen echter toch al gedaan.

2°Cornelis, jongste der drie broeders van den voorgaande, mede-oprichter en bewindhebber der West-Ind. Comp. * 1592, ✝ 15 Sept. 1654. Burgemeester van Amsterdam sinds 1646. In deze hoedanigheid liet hij als eenig aanwezige der drie burgemeesters op 30 Juli 1650 de stad in staat van tegenweer brengen bij den aantocht van Willem II. Ook zijn groote invloed was daarna gebroken.

Lit.: Elias, Gesch. v. h. Amsterdamsche Regentenpatriciaat (1923). Cornelissen.

3°Lambertus, arts, * 1732, ✝ 14 Sept. 1801 te Rotterdam. Behalve over zijn vak schreef hij belangrijke dingen over de stoommachine en over rivierkunde. Als directeur van het Bataafsch Genootschap heeft hij meegewerkt aan de ontwikkeling van de natuurkunde in Nederland.

Lit.: prof. dr. J. P. Kuenen, Gedenkboek van het Bataafsch Genootschap (1919).

J. v. Santen.
4°Wendela, dochter van Jan Bicker, broeder van Andries en Comelis B. * 1635, ✝ 1668. Het huwelijk met deze onbeteekenende vrouw op 16 Febr. 1655 bezorgde Johan de Witt verbintenis met den in Amsterdam de lakens uitdeelenden kring.

Lit.: Veegens, Hist. Studiën (II).

Cornelissen.

< >