Beysens - Josephus Theodorus, Ned. wijsgeer, * 13 Febr. 1864 te Rotterdam; leeraar KI. Seminarie Hageveld 1891, professor Gr.
Seminarie Warmond 1895, doctor h.c. van Leuven 1908, bijz. hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht 1909, eere-kanunnik van Haarlem en geheim-kamerheer van Z. H. den Paus 1929, sinds 1929 rustend te Soest. Heeft door zijn onderwijs en geschriften grootelijks bijgedragen tot de hernieuwde belangstelling in de wijsbegeerte onder de Ned. Katholieken, en heeft in zijn systeem van „critisch realisme” de Thomistische philosophie aan de behoeften van zijn tijd aangepast. Aanvankelijk sterk op Mercier georiënteerd, werd hij later, vooral in zijn Ethiek en Theodicee, meer zelfstandig. De Ned. neo-Thomistische terminologie is grootendeels door B. geschapen.
Werken: De ontwikkelingsgeschiedenis der organische soorten (1902); Ontologie (1904): Dualistische teleologie (1909); Natuurphilosophie (1910); Criteriologie (21911) Algemeene Zielkunde (21911); Algemeene Ethiek (1913); Eigendomsrecht (1917); Wijsgeerige staatsleer (1917) Het verbod: Gij zult niet doodslaan (1917); Inleiding op de Bijzondere Ethiek (1919); Wijsbegeerte van het strafrecht (1919); Theodicee (21919); Logica (31923).
F. Sassen.