Bevolkingsrubber - noemt men in NederlandschIndië de door de inheemsche bevoking in eigen bedrijf gewonnen rubber. De inheemsche plantages vindt men vooral in de Oostelijke kustlanden van Sumatra en op de kusten van Bomeo.
Deze inheemsche cultuur is zich omstreeks 1915 beginnen te ontwikkelen, heeft in korten tijd een geweldige vlucht genomen (in 1921: 5 998 000 kg, in 1924 reeds meer dan het tienvoudige) en heeft grooten welstand gebracht in de betrokken kringen van de inheemsche maatschappij. Het gouvernement heeft aan dit inheemsche bedrijf steun in den vorm van voorlichting geboden, en heeft steeds geweigerd het restrictie op te leggen ten voordeele der Europeesche planters. Tengevolge van het optreden der rubbercrisis is het inheemsche bedrijf echter weer zeer snel vervallen, en de gewonnen rijkdom is als sneeuw voor de zon weggesmolten. De geschiedenis dezer cultuur wordt dan ook nogal eens aangehaald als een typeerend voorbeeld van het economisch handelen der inheemsche bevolking van Nederlandsch-Indië. Zie Rubber. Berg.