(Bern), abt van Reichenau, beroemd liturgicus. Monnik te Fleury omstr. 999, dan te Prüm, door St.
Hendrik II tot abt van Reichenau gekozen (1008) in plaats van den wreeden abt Immo. Zijn brieven over liturgische vragen, o.a. aan Aribo van Mainz, zeer waardevol. Op verzoek van abt Piligrim van Keulen schreef B. een werk over muziek: Tonarius. Met Hendrik III stond B. eveneens in nauwe relatie. B. zorgde zoowel voor den materieelen als voor den wetenschappelijken bloei zijner abdij. Overleed daar 7 Juni 1048; zijn graf in het S. Marcus-koor werd in 1929 weder ontdekt.Werken: Qualiter quatuor temporuin ieiunia per sua sabbata sint observanda; Qualiter adventus domini celebretur, quando nativitas domini feria secunda advenerit; Ratio generalis de initio adventus domini (dit werk geeft een lang citaat uit een ons onbekend werk van S. Hilarius van Poitiers, Officia geheeten); De quibusdam rebus ad missae officium pertinentibus (gezonde historische zin ; B. steunt vooral op St. Gregorius den Grooten, Smaragdus en Amalarius); Vita S. Udalrici (omwerking van een ouder leven, weinig nieuws . Muzikale werken, later veel afgeschreven: Tonarius; De varia psalmorum atque cantuum modu atione; De consona tonorum diversitate. B. componeerde getijden van St. Ulrich (Udalricus), St.
Meinrad, tropen en hymnen voor Epiphanie, O.L.V. Lichtmis en de Vasten, een sequentie op St. Willibrord (Laudes Christo die nunc isto, in hs. St. Gallen, 546, fol. 203 aan Z. Notker toegeschreven, n St. Gallen 898 aan Berno); dit laatste hs. bevat ook brieven van B.
U i t g.: Pez, Thesaurus anecdotorum novissimus IV in Migne Patrologia lat. (CXLII); Gerbert, Scriptores de musica sacra (II 1784 en 1905).
L i t.: Gatard in Dict. Arcli. Lit. (II, 820 vlg.); Manitius, Gesch. der latein. Literatur des Mittelalters (II 1923, 61-71); K. Gröber in Lexikon für Tbeol. und Kirche (II, 218 vlg.,; R. Molitor, in die Kultur der Abtei Reichenau (I 1925, 112 vlg.).