Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-02-2024

Bedum

betekenis & definitie

gem. in de prov. Groningen, ten N. van de stad Groningen; bestaat uit de kom en de dorpen: Onderdendam, Zuidwolde, Noordwolde en de gehuchten Westerdijkshom, Willemsstreek, Onderwierum, Terlaan, de Poel, Ellerhuizen en Noorderhoogebrug.

Ca. 6 000 inw., ca. 6% Kath. Opp. 6036 ha, waarvan 2 364 ha bouwland en ± 2 100 ha grasland, 220 ha tuinbouw met glascultuur en warenhuisbouw. Industrie: Coöp. fabriek van Melkproducten, met 2 000 leden en ± 140 arb.; grootste van Europa; omzet in 1929 35 millioen gld. Verder: rijwielfabriek (Veeno), steen- en pannenfabrieken, electr. groentenzouterij; landbouwwerktuigenfabriek, beton industrie. Verschillende bankinstellingen. Kantongerecht te Onderdendam.

De dorpen B., Onderdendam en Zuidwolde hebben ieder een Ned. Herv. en Geref. kerk. Bedum bovendien een Chr. Geref. kerk en een Kath. kerk. De parochie te Bedum werd na de hervorming opnieuw opgericht in 1642.In het begin der 9e eeuw arbeidden in B. de evangeliepredikers Ludger en Wilfridus. De laatste legde dijken aan. Het wapen van B. met spade, kruis en wetstafel herinnert aan zijn wereldlijken en geestelijken arbeid. ± 810 werd hij door de Noormannen vermoord. In 1636 werd het dorp B. door de Gelderschen verbrand.

B., oudtijds Bederawalda, beteekent waarschijnlijk: wal (of dijk) van het bed der (rivier) Aa. Een andere opvatting is afgeleid van Bedeheim (plaats om te bidden).

Nijenhuis.

< >