Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-02-2024

Baumbach

betekenis & definitie

1° Max, Duitsch beeldhouwer. *28 Nov. 1859 te Wurzen.

Leerling van de Berlijnsche Kunstgewerbeschule (1881—1884) en het atelier van R. Begas. In 1885 eerste tentoonstelling te Berlijn. Zijn werk werd te Berlijn en te München bekroond met de kleine gouden medaille. In 1893 de groote gouden medaille te Weenen, daarna nog een medaille te Chicago. Na voltooiing van het Kaiser-Friedrich Monument te Worth in 1895 werd hij benoemd tot professor en lid van de Kon. Pruis. acad. van Schoone Kunsten.Werken: bronzen ruiterstandbeeld van koning Albert in Dresden (1901); monument van hertog Albrecht van Pruisen in den dom te Berlijn (1903) ; portretbustes van Fr. Haase, Ludw. Pietsch, Fr. Spielhagen e.a.

L i t.: Deutsches Zeitgenossenlex. (Leipzig 1905).

de Stuers.

2° Rudolf, populair Duitsch dichter van gezonde, ietwat zoetige volksliederen, die om hun gemakkelijken, vlotten gang in de studentenliedboeken opgenomen werden. 2*8 Sept. 1840 te Kranichfeld, + 21 Sept. 1905 te Meiningen.

Hoofdwerk: Lieder eines fahrenden Gesellen (1878): Spielmannslieder (1882).

L i t.: K. Fuchs, R.B. (Leipzig 1898) ; A. Selka, R. B. (1924).

< >