(Glandulae Bartholinianae), ook Duverneyische of Tiedemannsche klieren genoemd, zijn twee klieren, die bij de vrouwelijke geslachtsorganen van den mensch (en van zoogdieren) aan weerszijden van den ingang der scheede worden aangetroffen. Zij bezitten de grootte van een boon en zonderen door een uitvoergang, die buiten het hymen opent, slijm af.
De klieren ontsteken gemakkelijk en geven dan aanleiding tot abcesvorming. De B. k. zijn homoloog met de Cowpersche klieren der mannelijke geslachtsorganen (> Bartholinus, 1°).Willems.