Barlow - 1° Jane, Anglo-Iersch schrijfster. * 1867, † 1917. Beschrijft het Iersche leven van boven, van buiten, tot vermaak van het Engelsche publiek, humoristisch of sentimenteel, in versvorm en in prozaverhalen.
Naar den trant van Charles Lever.
Werken. Gedichten: Bogland Studies (1892); Ghost-Bereft (1901); The Mockers (1908). Proza-verhalen: Irish Idylls (1892); Kerrigan’s Quality (1893); Maureen’s Fairing (1895); From the Land of the Shamrock (1900); Irish Neighbours (1907); Irish Ways (1909); In Mio’s Youth (1917).
2° Joel, een der vroegste Amerikaansche dichters uit het revolutionnaire tijdvak. * 1754, † 1812; dominee, handelsman, revolutionnair, diplomaat, enz.; gestorven in Polen bij den terugtocht van Napoleon’s leger uit Rusland. Zijn beste werk is een komisch heldendicht op een Amerikaansch nationaal gerecht, „Hasty Pudding” (1793). Zijn ernstig heldendicht „The Columbiad” (1807) is een mislukking.
3° William, oorspronkelijk Augustijner eremiet, later Protestant, door Hendrik VIII bisschop benoemd: † 10 Dec. 1569. William B. is de consecrator van den eersten Prot. aartsbisschop van Canterbury (1559) en alle Anglicaansche wijdingen gaan tot hem terug. Toch is het twijfelachtig, of hij zelf wel geconsacreerd is.
4° Eduard, Benedictijn (kloosternaam Ambrosius), Engelsch martelaar, * 1587 te Manchester. Verschillende malen gevangen gezet, werd hij ten slotte 25 April 1641 ter dood veroordeeld, welk vonnis 10 Sept. 1641 te Lancaster werd voltrokken.
5° Een geneesheer, naar wien de Ziekte van Barlow genaamd is; deze ziekte, een zuigelingenscorbuut, is door Möller in 1859 en Barlow in 1883 beschreven, en komt voor bij jonge kinderen ten gevolge van een tekort aan C-vitaminen in de voeding. Na een periode van algemeen ziek zijn (précarence) treden een of meer der volgende verschijnselen op: pijnlijkheid der beenderen ten gevolge van bloedingen onder het beenvlies, bloedingen in de huid, de slijmvliezen en de nieren.