Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Anglo-Iersch

betekenis & definitie

Anglo-Iersch - heet het Engelsch dialect, dat gesproken wordt in Ierland. Een Zuid-Engelsch dialect werd in Ierland ingevoerd omstreeks 1200, maar bleef beperkt tot de steden en tot de streek tusschen Dublin en Wexford. In de 14e en 15e eeuw werd het ook daar weer grootendeels door het Iersch verdrongen, niettegenstaande de Statutes van Kilkenny in 1366, die het Engelsch verplichtend wilden stellen. In de 16e eeuw werd het door een meerderheid nog slechts gesproken in de „Pale” en in de steden, benevens in twee plattelandsgemeenten, nl. in het Z. van Wexford en in Fingal, ten N. van Dublin, waar het bewaard bleef tot in de 19e eeuw toe.

De tweede periode van het Engelsch in Ierland begint in de 17e eeuw met Cromwell’s Prot. kolonisatie op groote schaal. Dit nieuwe A. I. was in Ulster van een Schotsch of Noordelijk karakter, elders min of meer het Algemeen Beschaafd van dien tijd in Engeland. De Katholieken op het platteland en in Connaught bleven hun Iersche taal behouden. Pas op het einde der 18e eeuw begon ook hier het Engelsch door te dringen; eerst tegen het midden der 19e eeuw werd dit A. I. de heerschende taal in Ierland. Het A. I. van tegenwoordig verschilt van het moderne Engelsch, doordat het zich min of meer zelfstandig uit het 17e eeuwsche Standaard-Engelsch heeft ontwikkeld, vermengd is met verschillende elementen van het A. I. uit de eerste periode, en gesproken wordt door menschen met een Iersche articulatiebasis. In de beschaafde kringen van Dublin en andere steden wordt echter zuiver Engelsch gesproken en wordt op het A.I. neergezien als „brogue”.

L i t. : J. J. Hogan, The English Language in Ireland (1927) ; Fr. Karpf, in Anglia Beiblatt (39, 1928, 175-8).

Pompen.

< >