(Hebr., = Zoon der Wet), de kerkelijke meerderjarigheid van den Joodschen knaap op dertien jarigen leeftijd; daardoor komt hij tot de geestelijke mondigheid, en is de Joodsche vader ontslagen van de verantwoordelijkheid voor diens godsdienstigheid. Voor de eerste maal wordt de knaap in de synagoge opgeroepen om een deel uit de Thora, of (als Maftier) uit de Profeten (Haftara) te lezen.
In sommige synagogen (bijv. van de Reform-Joden) spreekt de rabbijn de jongens toe, naar aanleiding van het gelezene; op den Sabbat dezer plechtigheid wordt het feest tevens in het huisgezin gevierd en overhandigt men den knaap geschenken (een gebedenboek e.d.). p. Constantinus.