Baptistcrium of doophuis - Oorspronkelijk werd met dien naam een waterbekken of zwembad aangeduid, en door de Christenen het doopbekken; vanaf de 4e eeuw echter ook het gebouw, dat het bevat. Andere namen: alveus, balneus, fons, piscina. tinctorium en (vooral bij de gnostieken) nympheum.
In de eerste dagen werd gedoopt in rivieren (Act. 8.36) of in huiskerken. Ook in de catacomben, waarin enkele doopplaatsen zijn teruggevonden (cat. van Priscilla, van Pontianus). Na den kerkvrede in 313 ontstonden de afzonderlijke doophuizen. Iedere bisschopsstad bezat er minstens een of twee: voor mannen en voor vrouwen.
Vanaf de 6e eeuw komen ze ook voor in steden, die te ver af liggen. In de 11e eeuw krijgt bijna elke kerk een aangebouwde doopkapel. In NoordFrankrijk verliet men het systeem der losstaande b. reeds in den tijd der Merovingers; ze bleven in ZuidFrankrijk tot aan het Romaansche tijdvak gehandhaafd; in Italië tot aan de Renaissance. — In het beroemde reisverhaal van Aetheria (eind 4e eeuw) is sprake van een b. bij het H. Graf te Jerusalem.
De v o r m is rond of zes- of achthoekig. Gewoonlijk is er een portiek voor de duivelbezweringen en de geloofsbelijdenis (zie Doopsel), de hoofd- of doopruimte, en een vertrek voor het Vormsel (zie Consignatorium). Het doopbekken is tot aan de 8e eeuw diep, volwassenen stonden tot hun middel in het water. Sinds worden ze kleiner.
De plechtigheden bij den kinderdoop zijn eenvoudiger, dus werden de groote gebouwen overbodig. Soms was ook een altaar aanwezig. De b. waren doorgaans versierd met fresco’s en mozaïeken. Voorgesteld werden: de Goede Herder, Joannes de Dooper; symbolen: Christus-monogram, duif (zondvloed), dolfijn, anker, visch; de doop van Christus, en de doopsymbolen uit het O.T.: zondvloed, wonderbare woestijnbron, doortocht door de Roode Zee, enz.
Van een wijding spreekt de Ordo romanus I.
Voorbeelden: te Rome bij de pauselijke kathedraal St. Jan van Lateranen: voorportaal is 8 x 17 m, achthoekig doop lokaal met inwendige middellijn 20 m, koepelhoogte 18m, atrium 18 x 12m, bijkapellen met altaarnissen. Is grootendeels werk van Sixtus III (432—440), gedeeltelijk ouder, gedeeltelijk jonger. Reeds Silvester (314—335) had een doophuis gebouwd (zie Liber pontificalis), wellicht dit. Het oudste nog bestaande te Rome, tevens mausoleum van leden der keizerlijke familie, bevindt zich naast de oude basiliek van de H. Agnes, onder den naam van Constantia. Andere b. in Padua, Ravenna, Florence, Pisa, Parma, Asti, Cremone, enz.; in Frankrijk: Poitiers, Aix, Fréjus, Saint-Front de Périgueux, enz.; in Engeland: Cranbrook, Canterbury.
In Duitschland werd in een absis aan de Westzijde gedoopt. Sommige kapittelkerken hadden een bijkerk voor de geloovigen, waar werd gedoopt en ook de eerste H. Communie werd gedaan; te Maastricht de St. Janskerk bij de St. Servaas, de St. Nicolaas bij de O.L.V.-basiliek. — In Syrië en Phoenicië zijn vele ruïnen van b. gevonden; ze waren aan de basilieken vastgebouwd, vierkant of zeshoekig, soms met een absis. Evenzoo in N. Afrika.
L i t.: H. Leclercq, Baptistère in : Dict. d’Arch. et de Lit. (II, kol. 382-469; met lit. lijst); Berühmte Kunststatten (Seemann, Leipzig, verschill. nrs.).
A. Beekman.