Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 01-04-2019

Banda-eilanden

betekenis & definitie

Banda-eilanden - inlandsche namen: Wandan of Wadan, eilandengroep in de Ban da Zee (N.O.I., tusschen 3° 60' en 4° 49' Z., 129° 45' en 130° 30' 0.),onderafdeeling van Banda,residentie Amboina, gouvernement der Molukken. De B.-e. liggen op den zgn.

Banda-boog (jongste plooiing veroorzaakt door het Sahoel-plateau). De grootste eil. zijn: Groot-Banda (Lontar of Lonthoir), Bandaneira en Goenoeng Api; de kleinere: Roen (Run), Ai (Waij), Rozengain, enz.; tezamen 44 km2 oppervlakte.

Opbouw en reliëf: steil oprijzende eilanden met scherpe ruggen, door diepe zeebekkens gescheiden, eigenlijk een uiteengevallen vulkaan. Hoogste punten: Goenoeng Api (658 m); Goenoeng Bandéra (500 m, op Lontar); Papenberg (200 m, op Bandaneira). Steeds zijn er tectonische krachten in werking, vandaar voortdurende aardschokken en bevingen.

Klimaat: tropisch. O. en W. moesson. Zeer gunstige regenval (gemiddeld 2 478 mm per jaar).

Flora. De bodem van verweerde vulkanische eruptiesteen is bijna geheel ontgonnen. Op alle eilanden zijn notemuskaatperken, verder veel kanari- en kokosboomen; op Rozengain ook djatihout.

Fauna. Deze ontbreekt bijna geheel. Er zijn boschduiven en kalongs (vliegende hond). De zee is vischrijk.

Bevolking en godsdienst: ca. 8 000 inw., waarvan een 500 Indo-Europeanen, 360 Chineezen en andere vreemde Oosterlingen en niim 7 000 Maleiers, Javanen, Ambonneezen, Timoreezen, Papoea’s, Binongko’s, Boetonneezen, enz. De Mohammedanen zijn in de meerderheid. Een eigenlijke inheemsche bevolking is er niet.

Bestaansbronnen. De meeste IndoEuropeanen zijn geen gezeten burgers meer, daar hunne notemuskaatperken op een paar uitzonderingen na in vreemde handen zijn overgegaan. De inlandsche bevolking leeft van tuinbouw (op de hellingen van den Goenoeng Api) of van visscherij en kleinhandel of werkt als koelie in de perken. Uitvoer in 1931 voor een waarde van 879 079 gld. aan notemuskaat, foelie, wortelhout en kopra. Gappers. Geschiedenis. Van den Hindoe-Javaanschen tijd is weinig met zekerheid te zeggen; wel kunnen wij uit andere gegevens concludeeren, dat er toen tusschen Java en B. intensieve betrekkingen moeten bestaan hebben. Na eerst met de Spanjaarden en Portugeezen kennis gemaakt te hebben, kwam B. in 1599 met de Nederlanders in aanraking.

Tusschen hen en de inheemsche bevolking en de Engelschen, die inmiddels ook op het tooneel verschenen waren, ontstonden alras moeilijkheden, die zoo ernstig werden, dat Coen er heen trok; hardhandig handhaafde hij daar de positie van de V.O.C., die in 1619 alle Banda-eilanden stevig in handen had. Om het belang van de V.O.C. te dienen werd de nootmuskaatcultuur gereglementeerd, en deze dwang bleef bestaan tot 1864 toe. Door de toepassing van dit stelsel en door de voorafgaande onlusten liep in de periode van de Nederlandsche heerschappij de bevolking terug van 16 000 tot ± 1 000 zielen. De huidige bevolking is zeer gemengd; voor een deel is zij Christen, voor het overige Mohammedaansch.

Berg.L i t.: H. O. v. d. Linden, Banda en zijn bewoners (Dordrecht 1873); J. G. Riedel, De sluik- en kroesharige rassen tusschen Celebes en Papoea (1886); M. Verbeek, Geologische beschrijving van de Banda-Eilanden, in Jaarb. van het mijnwezen in N.O.I. (XXIX, 1900); A. Hermans, De notemuskaatcultuur in Ned. Indië sedert de opheffing van het monopolie (acad. proefschrift, A’dam 1926).

< >