Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 01-04-2019

Baksteen, (steen)

betekenis & definitie

Baksteen, (steen) - is een materiaal, dat bereid wordt door branden of sinteren (opvoeren van de temperatuur tot het smeltpunt bijna bereikt is) van de grondstof. Deze is klei, een mengsel van leem en zand [silicaten, hoofdzakelijk van aluminium (Al2O32SiO22H2O) met vrij kiezelzuur; ijzer- en calciumverbindingen].

De klei wordt gestoken of gebaggerd en daarna één tot twee jaren bewaard, ten einde alle plantenvezels te laten verrotten. Daarna vindt de menging plaats. Te vette klei krimpt te veel en scheurt bij het bakken, te magere geeft een onvoldoend sterk product en mist de noodige plasticiteit voor het vormen. Ook om de kleur heeft menging plaats (ijzerverbindingen geven een roode, kalkzouten een gele kleur).

Het vormen geschiedt in handvorm (nog slechts zelden), vormbakpers, strengpers (meest gebruikelijk) en stempelpers. Het bakken vindt gewoonlijk na drogen (winddroog) plaats in veldovens (discontinu), vlam- of ringovens (continu). Hardheid, kleur en afmetingen zijn afhankelijk van de temperatuur, waarbij gebakken wordt, ofwel van de mate van sinteren.

Naar het formaat verdeelt men b. in: Waalvorm 22 x 10,75 x 5,25; Moppen 22 x 10,75 x 4,50; Drielingen 18 x 8,75 x 4,25; IJselvorm 16 x 7,75 x 4. Voor goed metselwerk is het noodig, dat de lengte gelijk is aan 2 x de breedte + 1 voegdikte en aan 4 x de dikte + 3 voegdikten.

Naar de plaats van herkomst verdeelt men b. in: Waalsteen (uiterwaarden van Rijn en Waal, kleur: grijs tot licht-rood); Utrechtsche-, Rijn- of Vechtsteen (prov. Z. Holl. en Utrecht, speciaal Leiden en Woerden, kleur: grijs tot donkerrood, appelbloesem); IJsel- en Dordtsche steen (Lek, Noord, Holl. IJsel, kleur: geel); Groningsche steen (kleur: grijs tot rood); Friesche steen (geel); Limburgsche steen (rood) en Zeeuwsche steen (rood, soms geel).

Al deze soorten worden weer onderverdeeld naar de hardheid, zooals klinkers (straat-, grijze, miskleurige en mondklinkers), hardgrauw, boerengrauw en rood.

De keuring geschiedt op klank, kleur en breukvlak en verder door meting der wateropname (poreusheid) en door meting der hardheid (zandblaasproef, speciaal voor straatklinkers). De drukvastheid varieert van 80 tot 480 kg per cm2 (vlamovenstraatklinkers tot 1000 kg per cm2).

De wateropname varieert voor goede b. van 6,5-1,5 %. De toe te laten belasting varieert van 4-14 kg per cm2 en het eigen gewicht van metselwerk uit b. van 1600 tot 1900 kg per m3.

Afwijkende maten, alsmede steenen met profiel (vormsteen) kunnen op bestelling geleverd worden. Ook holle b. is verkrijgbaar. De gaten geven materiaalbesparing en beperken de voor het bakken benoodigde hoeveelheid brandstof. Verder is de holle steen tot 40% lichter, een slechte warmtegeleider en een goede geluiddemper. Verblend- of blindeersteen (zeer scherp-kantig en van speciale egale kleur) en verglaasde steen (lood- of tinglazuur, resp. doorschijnend of ondoorschijnend) worden gebruikt voor bekleeding.

Vuurvaste steen (meest bekend: Chamottesteen) is een speciaal product uit alumo-silicaten en wordt met vuurvaste specie, welke door het vuur verhardt, gemetseld. Zij zijn bruikbaar tot een temperatuur van 1760°C. Men onderscheidt zure en basische steen [resp. veel kiezel (SiO2) en weinig aluminiumoxyde (Al2O3) of omgekeerd], welk onderscheid van groot belang is, daar bij een zuur (basisch) proces nooit anders dan zure (basische) steen gebruikt mag worden.

Lit.: Klei, Tijdschrift, gewijd aan de belangen der Baksteen-industrie; J. A. v. d. Kloes, Onze bouwmaterialen (II); Dummler, Das Brennen der Ziegelsteine, Handbuch der Ziegelfabrikation; A. W. Weismann, De gebakken steen (1906, met vele afb. van baksteenbouwwerken).

Rademaker.

< >