Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 01-04-2019

Baerle

betekenis & definitie

Baerle - Caspar van, ook Baerlaeus genoemd; * 12 Febr. 1584 te Antwerpen, † 14 Jan. 1648 te Amsterdam. Zijn vader vestigde zich in 1585 te Leiden, waar B. werd opgeleid tot predikant.

In 1608 beroepen te Nieuwe Tonge, trouwde hij met Barbara Sayon. Hij werd in 1611 aangesteld tot subregent van het Staten-College te Leiden, in 1617 benoemd tot hoogleeraar in de logica aan de universiteit aldaar.

Als Remonstrant werd hij in 1619 ontslagen, trok naar Frankrijk, promoveerde in de medicijnen te Caen, keerde in 1623 terug naar Leiden en werd in 1631 benoemd tot hoogleeraar in de wijsbegeerte en welsprekendheid aan de Doorluchtige School te Amsterdam. Sedert 1632 lid van den Muiderkring, deed hij na den dood zijner echtgenoote (1635) vruchtelooze pogingen tot een huwelijk met Maria Tesselschade Roemers. Als Latijnsch dichter werd hij door zijn tijdgenooten een aartspoëet genoemd. Hij schreef Nederlandsche verzen van geringe waarde en ontleent zijn beteekenis hoofdzakelijk aan zijn omgangskring en aan zijn vertegenwoordigend karakter als Renaissance-geleerde.

Werken. De titels zijner Latijnsche werken worden opgesomd in den catalogus der Leidsche Universiteits-bibliotheek. Zijn Ned. gedichten zijn verzameld door S. Schuil, Poëzie van C. v. B. (Dordrecht 1835). — Lit.: Jos. Alb. Thijm, Portretten van Vondel; id., Verspreide verhalen, I Maria Tesselschade Roemers, V De Liefdesgeschiedenissen van twee Ned. dichters; D. Groebe, Gedichten van C. v. Baerle e.a.; dr. J. v. Vloten, Tesselschade Roemers en haar vrienden in 1632-’49; dr.

J. A. Worp, Caspar van Baerle, in Oud-Holland (jg. III-VII 1884-’88); id., Een onwaerdeerlycke Vrouw (1918); dr. J. F. M. Sterck, Oorkonden over Vondel en zijn kring (1918); id., Hoofdstukken over Vondel en zijn kring (1923).

Asselbergs.

< >