Badkamer - gewoonlijk met slaapkamer in verbinding staande ruimte voor het baden van telkens een persoon, welke ruimte is voorzien van badkuip, met douche, soms van closet, bidet en overige benoodigdheden. De goed ingerichte b. moet helder zijn, de wanden van olieverf of tegels voorzien, de vloer naadloos, ofwel belegd met linoleum of rubber; ook moet de b. verwarmd zijn, verlucht met waterdichte ornamenten, en goed te ventileeren, liefst met permanente ventilatie.
Voor kleine woningen kan het zitbad worden toegepast; in Duitschland wordt voor arbeiderswoningen de b. soms gecombineerd met het toilet. De verwarming van het water geschiedt 1° door een gasgeiser, waarbij de verbrandingsgassen steeds moeten worden afgevoerd met terugstroomveiligheid in de afvoerpijp;
2° door een electrischen geiser;
3° door een boiler, verbonden met de centrale verwarming of met een aparten stookketel. Hoeken en stofnesten te vermijden. In den handel zijn: kostbare badkuipen van al dan niet gekleurd aardewerk met zichtbare ontstopping en ijzeren geëmailleerde baden van rechthoekigen vorm, die ingemetseld kunnen worden (in de zijkanten een inspectie-luik te sparen). Minder goed te reinigen zijn de kuipen welke op pootjes geplaatst zijn. Aanbeveling verdient een schelgelegenheid om bij ongevallen te kunnen waarschuwen, en een sluiting met opschrift ,,Bezet”, welke ook van buiten kan worden geopend. zie Badwaterverwarmer.
Thunnissen. Electrische badkamerinstallatie kan bestaan uit: verlichting: badkamer-armatuur, spiegellamp(en), verlichten scheerspiegel. Verwarming: diepstraler, friseertangwarmer, handdoekwarmer, heetwaterreservoir, geiser of thermokraan, scheerwaterbakje. Diversen: haardroger, massageapparaat, scheerapparaat.
Schakelaar, contactdoozen enz. moeten waterdicht zijn. Waar het (door een defect) onder spanning staan van electr. apparaten in de badkamer levensgevaarlijk zijn kan, dienen deze bij gebruik te zijn geaard, event. via de contactdoos, waarop zij zijn aangesloten. Men gebruike geen electr. apparaten in het bad.