Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 01-04-2019

Bacon, (francis, joannes, rogerius)

betekenis & definitie

Bacon, (francis, joannes, rogerius) - 1° Francis (lord Verulam), Engelsch staatsman en wijsgeer, eerste vertegenwoordiger van het Empirisme in de moderne wijsbegeerte; * 1561 te Londen, † 1626 te Highgate; volgde de parlementaire loopbaan en bekleedde aanzienlijke ambten, ten slotte dat van Lord Chancellor onder Jacob I; 1621 beschuldigd en veroordeeld wegens omkoopbaarheid in staatsdienst.

B. wil met de oude wetenschap geheel breken en een nieuw stelsel van wetenschappen naar strikte methode opbouwen; hij verdeelt ze naar de drie grondeigenschappen der ziel: geheugen, verbeelding en verstand, in geschiedwetenschap, poëzie en kunst, philosophie; deze laatste in natuurlijke Godsleer, wetenschap der natuur en wetenschap van den mensch. De „eerste philosophie”, de gemeenschappelijke stam van de drie takken der wijsbegeerte, geeft de axioma’s, waar alle andere wetenschappen van uitgaan.

Uitvoerig beschrijft B. program en methode van de wetenschap der natuur, die uitsluitend empirisch en inductief te werk moet gaan, maar daartoe eerst de misvattingen (idola) uit den weg moet ruimen, welke de mensch uit zijn soortelijke of individueele natuur, door het verkeer met zijn medemenschen en door de wetenschap van den voortijd heeft opgedaan. De ware wetenschap zal ex professo uitvindingen en ontdekkingen moeten doen, die de welvaart en het gemak des levens bevorderen. Daartoe is het noodig, de natuur door waarneming en experiment nauwkeurig te ondervragen en zich van alle vooropgestelde hypothesen te onthouden, om ten slotte door een „ware en wettige inductie” uit de kennis der feiten op te stijgen tot de kennis der wetten. Als resultaten voorspelt B.: kunstmatige vruchten, nieuwe metalen, regeling van het weer, luchtschepen en onderzeeërs, een medicijn tot verlenging van het leven, het perpetuum mobile.

Het gebruik van de wiskunde wordt door B. verwaarloosd; ook schiet hij tekort bij de toepassing van zijn princiepen; hij weet de problemen te stellen en nuttige aanwijzingen te geven, maar brengt die zelf niet tot uitvoering; eigenlijke ontdekkingen heeft hij niet gedaan. Door zijn werk is echter de belangstelling in de toegepaste wetenschap in Engeland aangewakkerd. De Royal Society, ca. 1645 gesticht, was van den beginne af daarop ingesteld. De rechtstreeksche invloed van B. op de eigenlijke wijsbegeerte is gering.

Voor verhouding Bacon-Shakespeare, zie Baconianisme.

Werken: De dignitate et augmentis scientiarum; Novum Organon; Nova Atlantis; Sermones fideles. — Lit.: J. Nichol, Francis Bacon, his life and philosophy (2 dln. Londen 1888-’89); G. Sortais, La philosophie moderne depuis Bacon jusqu’à Leibniz (I Parijs 1920).

F. Sassen. 2° Joannes, ook: de Baconthorpe, Karmeliet, philosoof en theoloog; * ca. 1290 te Baconthorpe (Norfolk), † 1348 (?) te Londen; werd genoemd doctor resolutus. Studeerde te Oxford en te Parijs, doceerde aldaar en in Cambridge, was van 1327-’33 provinciaal in Engeland. B. was een zelfstandige geest. De eeretitel Averroïstarum princeps, welke Aug. Niphus hem geeft om zijn voortreffelijke commentaar op Averroës, heeft in later eeuwen aanleiding gegeven tot de verkeerde meening, dat B. een voorvechter van het Averroïsme zou geweest zijn.

In de theologie keerde hij zich tegen de rationalistische methoden. In de studiehuizen der Orde stond hij hoog aangeschreven; zijn leer kon echter niettegenstaande een voorschrift van het generaal kapittel van 1704 den H. Thomas uit de Karmelietenscholen niet verdringen. B. was eerst tegenstander, later verdediger van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Hij schreef verschillende werken, waarvan sommige verloren, andere uitgegeven zijn.

Lit.: B. Xiberta O. Carm., De scriptoribus scholasticis saeculi XIV ex ordine Carmelitarum (Leuven 1931).

J. van Rooij.

3° Rogerius, Franciscaan, bijgenaamd doctor mirabilis, een der meest vooruitstrevende denkers van zijn tijd, vooral op het gebied van natuurwetenschap, philologie, ethiek en metaphysiek.

Leven.

* omstreeks 1215 in Somerset (Eng.), † 11 Nov. 1294 te Oxford. Studeerde te Oxford en Parijs. Werd omstreeks 1256 Minderbroeder, gezocht docent. Oneenigheid met zijn oversten, verbod van eenige publicaties en ziekte hinderden hem bij zijn studie. Paus Clemens IV, wien hij zijn Opus majus, minus en tertium opdroeg, beschermde hem. Zijn jarenlange hechtenis is niet bewezen.

Leer.

B. heeft veel gedaan om de experimenteele methode in de natuurwetenschap te verbreiden. Vandaar dat hij, ofschoon volgeling van de Augustijnsche richting in de wijsbegeerte, gaarne ook Aristoteles en Avicenna benut. Hij nam met de Franciscaansche school de geestelijke materie aan, verder veelheid der wezensvormen, identiteit van ziel en vermogens, voluntarisme, rationes seminales. Door zijn proeven ontwierp of voorzag hij de uitvinding van microscopen, brilleglazen, brandspiegels, stoombooten, ja zelfs onderzeeërs, vliegtuigen en automobielen. Hij spreekt van aantrekkingskracht en magneten, en duidde de fouten aan van den Juliaanschen kalender. In de godgeleerdheid wil hij de resultaten van taalwetenschap en natuurkunde zien toegepast, meer bewijzen uit H. Schrift en Kerkvaders.

Hij is vooral pragmatisch. Alleen de ervaring voert tot zekerheid, behalve in theologie en wiskunde. De inwendige ervaring komt tot stand door goddelijke verlichting (illuminatio generalis). Zoo verdwijnt formeel onderscheid tusschen theologie en wijsbegeerte. Het verstand is volledig onderworpen aan de Openbaring. In zijn Opus majus is ook een verhandeling „de valore musices” opgenomen.

Werken: Opus minus en Opus tertium (J. F. Brewer, 1859); Opus majus (J. H. Bridges, Oxford 1897); Compendium studii theologiae (H. Rashdall, Aberdeen 1911); Secretum secretorum cum glossis Fr. Rogeri (R. Steele, 1920); Compotus Fr.

Rogeri (id. 1926); Quaestiones super Physicam (G. Delorme 1928); Quaestiones altere supra Libros prime Philosophie Aristotelis, Questiones supra De Plantis, Metaphysica Vetus Aristotelis (R. Steele, 1932). — Lit.: zeer uitgebreid; goede samenvatting bij: Archivum Franciscanum Historicum (III, 3 vlg.); A. G. Little, Roger Bacon, Essays (Oxford 1914, 376 vlg.); Dict. Théol.

Cath. (ÏT, 8 vlg.); Scholastik (IV 1929, 410-415; Ueberweg-Geyer, II Berlijn 1928, 466-473 en 760 vlg.). — Nieuwste lit.: R. Carton, L’expérience mystique chez R.B.; L’expérience mystique de l’illumination intérieure chez R.B.; Herrn. Müller, Zur Musikauffassung des 13. Jhs. (Arch. f. M.W. IV 4, 1922); La synthèse doctrinale de R.B. (Parijs 1926); R. Walz, Das Verhältnis von Glaube und Wissen bei R.B. (Freiburg, Zw., 1928); K.B. Vandewalle, R.B. dans l’histoire de la philologie (Parijs 1929); D. E. Sharp, Franciscan Philosophy at Oxford in the 13th Century (Oxford 1930); F. Sassen, Gesch. der patristische en middeleeuwsche wijsbegeerte (21932, 221 vlg.).

Lampen.

< >