Babylon (stad) - gedurende vele eeuwen de voornaamste stad van Akkadië, eertijds gelegen aan den benedenloop van den nu meer Westelijk stroomenden Euphraat. Meerdere puinheuvels (tells), waarvan Kasr het middelpunt vormt, wijzen thans nog de ligging van B. aan.
De Noordelijkste heuvel heeft den naam Babil bewaard. Deze naam (bab: babilu) is de Akkadische weergave van den Soemerischen, waarschijnlijk oudsten naam KADINGIR, d.i. poort van God. De bijb. verklaring (Gen. 11. 9), die den naam in verband brengt met het Hebr. balal = verwarren (spraakverwarring!), moet gezien worden in het licht der bijb. „etymologieën” in het algemeen, die meer accomodaties dan wetensch. afleidingen zijn. B. heeft steeds groote aantrekkingskracht uitgeoefend op de reizigers van het Westen.
Reeds Benjamin van Tudela bezocht B. De eerste opgravingen deed Cl. James Rich (1811—’17); daarna kwam Layard in 1850 en de groote Fransche expeditie zie Oppert— Fresnel—Thomas (1851—’64), maar vooral de Deutsche Oriënt Ges. onder leiding van Koldewey e.a. (1899—1817), die helaas haar resultaten nog slechts gedeeltelijk heeft bekend gemaakt. Haar methode was hier, evenals in Assoer (stad) niet bijzonder gelukkig. Behalve uit de opgegraven gebouwen enz. (zie onder) is de geschiedenis en topographie van B. ons bekend uit een aantal in B. zelf en elders gevonden documenten, waaronder ook een stadsbeschrijving uit de bibliotheek van Assoerbanipal en twee gedeeltelijke plattegronden van de stad uit de 7e eeuw v. Chr.
B. is waarsch. als Soemerische stad onder den naam KADINGIR (zie boven) gesticht; volgens anderen is Babilu van het begin af een Semietische (Akkadische) stad. De oudste inschriftelijke vermelding van B. dateert uit ca. 2700 v. Chr. Sargon I heeft haar een eerste(?) maal verwoest. Met de stichting van het rijk van B. (= zie Babylonië) door de dynastie der Amorheeën (ca. 2500 v. Chr.), wordt B. hoofdstad. De heerschappij der Kosseeën (ca. 1750 v. Chr.) begint met de verovering van B. en de wegvoering van den god Mardoek, die eerst vele jaren later werd teruggebracht. De ontvoering van het Mardoekbeeld naar Assoer rond 1250 v. Chr., en naar Elam rond 1170 v. Chr., beteekenen voor B. perioden van politieke inzinking.
Ongeveer 1100 v. Chr. verwoestte Tiglatpileser I de stad. Van toen af was B. met korte tusschenpoozen afhankelijk van de Assyr. koningen, die er vazallen aanstelden of zelf den troon bestegen. In 689 v. Chr. volgde de volslagen verwoesting der stad door Senacherib. Assarhaddon herbouwde haar en Assoerbanipal voerde Mardoek nogmaals naar zijn stad terug. De belegering en inname van 652—’48 v. Chr. door denzelfden koning brachten nieuwe verwoesting. In 626 v. Chr. stichtte Nabopolassar de laatste Bab. dynastie, die B. weer van Assoer onafhankelijk maakte.
Uit dit ,,Nieuw-Bab. rijk” (zie Babylonië) dateeren de meeste der in B. opgegraven bouwwerken. In 539 v. Chr. viel B. in handen van Cyrus den Grooten, die zich o.a. koning van B. noemde, evenals zijn opvolgers op den Perzischen troon, Darius I en Cambyses. B. bleef echter in den geheelen Perz. tijd de belangrijke hoofdstad van een rijke provincie. Verschillende pogingen tot herstel van de onafhankelijkheid hadden evenwel tot gevolg, dat Xerxes (ca. 478. v. Chr.) de vestingen der stad, slechtte, waarna haar aanzien sterk daalde (vgi. de profetie van Is. 13 vlg. en 47 en van Jer. 50 vlg.). Met Alexander den Grooten, die de oude stad tot het centrum van zijn wereldrijk wilde maken, scheen een nieuw tijdperk van glorie voor B. aan te breken, doch de dood van den jongen veroveraar verijdelde zijn plan. Toen Seleucus I een nieuwe hoofdstad bouwde aan den Tigris en een deel van B. ’s bevolking daarheen overbracht, was B. voorgoed een provinciestad geworden. De Rom. keizer Trajanus doortrok de streek op zijn veldtocht tegen de Parthen, doch zag van B. nog slechts de puinhoopen.
L i t. : R. Koldewey, Die Tempel von B. und Borsippa (Berlijn 1911); id., Das wieder entstehende B. (Leipzig 41925) ; id., Die Königsburge von B. (I Wetzel, Leipzig 1931, II 1932) ; F. Wetzel, Die Stadtmauern von B. (Leipzig 1931); E. Unger, B., die heil. Stadt, nach der Beschreibung der Babylonier (Berlijn 1931). Zie ook lit. onder Babylonië en Assyriologie. Simons.