Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 01-04-2019

Azimuth

betekenis & definitie

Azimuth - de hoek tusschen een te meten richting en een aangenomen richting. Het is de hoek tusschen twee lijnen of twee vlakken.

1° In de geodesie meestal de hoek tusschen de richting van het magnetisch Noorden en de te meten richting.
2° In de meteorologie is a. de horizontale hoekafwijking van een punt van het N. deel van een meridiaan. Het wordt in graden van 1 tot 360 uitgedrukt en vanaf het N. in de draaiingsrichting der horlogewijzers geteld; bijv. 45° = N.O.; 90° = O.; 180° = Z.; 270° = W.; 360° = N.
3° In de astronomie is het a. van een hemellichaam de hoek, dien zijn hoogtecirkel maakt met den meridiaan. Of: als men de lijn, die de richting naar het hemellichaam aangeeft, op het aardoppervlak projecteert, dan is het a. de hoek, dien deze lijn maakt met de N.-Z. richting.

< >