In Ned. is het vervoer van personen per autobus geregeld in de Wet op de openbare vervoermiddelen. Genoemde wet huldigt het vergunningsstelsel, m.a.w. vervoer zonder vergunning is strafbaar.
Als machtigingswet laat zij de uitwerking van het onderwerp in bijzonderheden over aan de regeering. Deze uitwerking vindt men in een algemeenen maatregel van bestuur, het Reglement Autovervoer Personen (R.A.P.).
De toepassing van dit reglement heeft tot verscheidene moeilijkheden aanleiding gegeven. Zoo heeft de rechter uitgemaakt dat de vergunningseisch, door de Kroon in het R.A.P. neergelegd, meer omvatte dan de machtigingswet toeliet.
Ook bij de toepassing der sanctie op de overtreding van het R.A.P. deden zich moeilijkheden voor, o.a. deze, dat de overtreder veelal een naamlooze vennootschap is (niet het vervoer kon strafbaar gesteld worden, maar slechts het exploiteeren, dus het doen vervoeren). In verband met deze moeilijkheden is in Februari 1939 zoowel de Wet op de openbare vervoermiddelen als het R.A.P. voorloopig gewijzigd.
Ook onder vigeur van de nieuwe regelingen werden bepalingen van het R.A.P. onverbindend verklaard, maar de Hooge Raad besliste in Mei 1939, dat het omstreden art. 39 R.A.P., hetwelk de sanctie inhoudt, verbindend is. Intusschen heeft het in April 1939 door de Tweede Kamer aangenomen wetsontwerp tot wijziging der Wet op de openbare vervoermiddelen een nieuwen grondslag voor de bemoeiingen der overheid in dezen gelegd.
Zij bepaalt, dat het vervoer van personen met een autobus (alsmede het als bedrijf of nevenbedrijf vervoeren van personen tegen vergoeding met een personenauto) slechts mag plaats hebben krachtens vergunning. De Kroon benoemt twee commissies: een gedeeltelijk uit vervoerondememers samen te stellen adviescommissie, die in de gevallen, bij het nieuwe R.A.P. te bepalen, in de gelegenheid moet gesteld worden advies uit te brengen, en een commissie die de vergunningen verleent.
De vergunning tot het uitoefenen van vervoer mag slechts geweigerd worden in het belang van een redelijke en duurzame voorziening in de verkeersbehoeften. Het nieuwe R.A.P. kan bepalen, dat de regeling van de rechten en verplichtingen van personen in dienst van een vergunninghouder, tenzij deze deel uitmaakt van een collectieve arbeidsovereenkomst, de goedkeuring van den minister van Waterstaat behoeft.
Tegen politiedwang, krachtens deze wet uitgeoefend, kan men opkomen bij den rechter op grond, dat er geen redelijk vermoeden van een overtreding aanwezig was of herhaling van de overtreding niet te verwachten is. De rechter beslist binnen 3 dagen bij met redenen omkleede beslissing.
Het vervoer binnen een gemeente vereischt eveneens vergunning, maar volgens een hiervan eenigszins afwijkende regeling.