Autarkie - (Gr. autos = zelf, arkein = voldoende zijn), zelfgenoegzaamheid, 1° (philosophisch) bij Antisthenes het wezen der deugd; zij bestaat in vrijheid van onkunde, van behoeften en begeerten en onafhankelijkheid van maatschappelijke gewoonten en conventies.
F. Sassen.2° Autarkie in sociologisch en en staatsphilosophischen zin beteekent datgene, wat de volledige maatschappij of staat kenmerkt boven de lagere, onvolledige formaties, t.w. de „volkomen levensgenoegzaamheid” (vitae sufficientia perfecta): de toerusting met alle middelen, die ter bevrediging van ’s menschen veelzijdige behoeften vereischt worden. Zoo wordt het woord gebruikt door Aristoteles (Polit. 1.2 en 3.1) en omschreven door Thomas van Aq. en andere scholastieken. Het is hierbij in beginsel onverschillig of een volk al het benoodigde zelf voortbrengt, dan wel de middelen en organen bezit, om het zich door handel te verschaffen; waardoor o.a. het begrip in dezen zin van dat in economische beteekenis onderscheiden is.
Weve.
3° Autarkie in economischen zin is de practisch slechts tot op zekere hoogte bereikbare zelfgenoegzaamheid van een bepaalde territoriale economische eenheid. In absoluten zin moet zij worden verstaan als het voorzien in alle behoeften met hulpmiddelen uit het eigen gebied, impliceerend het afzien van alle goederenverkeer met andere gebieden. In de M.E. was het de politiek der steden, die sterke autarkische neigingen vertoonden. Met het haar omringende platteland voelde de stad zich als een zelfstandige economische eenheid, wier streven erop was gericht om daarnaast ook economische onafhankelijkheid te verwerven. Vandaar de pogingen om aan het bedrijfsleven een zoodanige geschakeerdheid te geven, dat met eigen middelen toch de gewenschte veelzijdigheid in de behoeftevoorziening werd verzekerd. In de 16e en 17e eeuw — het Mercantilisten-tijdperk — is het de moderne staat, die bij zijn eerste opkomst het streven naar a. belichaamde.
In het algemeen waren de middelen, waarvan hij zich daarbij bediende, dezelfde als die van de middeleeuwsche stad; handelspolitieke maatregelen, rechtstreeksche interventie van overheidswege in het bedrijfsleven, werden ook hier aangewend om tot economische zelfgenoegzaamheid te geraken. Een gedeeltelijk andere tendenz werd in deze economische politiek gelegd, toen het machtselement meer op den voorgrond werd geschoven, toen niet meer een gezonde, organische opbouw van het nationale bedrijfsleven in laatste instantie werd beoogd, doch het scheppen van een sterke machtspositie van de eigen natie in de verhouding tegenover andere staten. Het veroveren van invloedssferen in den vreemde, ook door een uitgebreid goederenverkeer, speciaal door uitvoer van goederen, kwam toen op den voorgrond. Ook in den tegenwoordigen tijd — in het bijzonder in den na-oorlogstijd — is een krachtige autarkische streving in de economische politiek van verschillende staten te constateeren. Zie hiervoor Contingenteering, Deviezenpolitiek, Handelspolitiek, Invoerrecht, Landbouwvraagstuk. Dat dit streven op groote moeilijkheden stuit bij de toenemende internationaliseering van het economisch leven, behoeft geen betoog.
de Mast.