Athis - 1° Belg. gem. in de prov. Henegouwen, ten Z.W. van Bergen; 263 ha opp.; 610 inw.; klei- en rotsachtige streek; landbouw.
Gotische kerk met Romaanschen toren.
2° Een plaatsje bij Parijs. In 1305 werd hier vrede gesloten tusschen Fr. en Vlaanderen, waarbij VI. de Fr. opperhoogheid moest erkennen, zware boete betalen en de voornaamste steden ontmantelen.
Athis en Prophilias, vriendenpaar, dat zich voor elkander opoffert, uit de middeleeuwsche lit. A., Athener, schenkt zijn niets vermoedende bruid aan Pr., Romein. Pr. offert zijn leven voor den onschuldig veroordeelden A., wiens onschuld ten slotte uitkomt. Zulk een vriendschapsstof was reeds het Lat. gedicht (11e—12e eeuw) van Cobbo en Landsfrid.
In de zie Disciplina clericalis zijn de vrienden kooplieden, de eene uit Egypte, de andere uit Bagdad: hieruit werd het thema in de meeste Westersche talen als moraliseerend verhaal behandeld; in het Zned. de sproke van „twee ghesellen”, de eene koopman van Brugge, de andere van Bagdad; met verridderlijking of verplaatsing in klassieke Oudheid, in vele moraliseerende verzamelingen opgenomen (Gesta Romanorum; in preeken; in der Zielen Troest, enz.). In het Fr. behandeld als roman, door zekeren Alixandre (2e helft 12e eeuw) en verbonden met l’Estoire d’Athenes. In het Mhd. ± 1214,door een begaafd kunstenaar; in het Italiaansch als novelle bij Boccaccio (Dec. 10, 8); vanwaar het, in het Duitsch vertaald (1470), door Hans Sachs (1546) en Montanus (1560) op het tooneel gebracht werd. Ook in het Mned. heeft een bewerking bestaan. zie Amicus en Amelius.
U i t g. Van Fr. redactie : A. Hilka (2 dln. Dresden 1912—’16); R. Mertz (Straatsburg 1914); van het Mhd., K. v. Kraus, in Mhd. Uebungsb. (21926).
L i t.: W. Grimm. Kleinere Schriften (III).
V. Mierlo.