Aswaghosa - Waarschijnlijk le of 2e eeuw na Chr., voornaamste dichter der Boeddhistische Sanskritliteratuur, wiens echt-gevoelde kunst gunstig bij de meeste litteraire producten daaruit afsteekt. Van zijn bewaard gebleven werken is het kunstepos Boeddhatsjarita, een dichterlijke Boeddhabiographie, terecht beroemd om zijn betrekkelijken eenvoud en zuivere poëzie (vertaling: Sacred Books of the East, IL Oxford). Andere zijn slechts uit Chineesche vertaling of uit brokstukken bekend; zoo de in 1911 gevonden dramafragmenten, tot nu toe de oudste der Indische letterkunde. Spr.: Asjwaghosja. Zoetmulder Aswins (uitspr. asjwins), letterlijk: paardenmenners: in Hindoe-mythologie tweelinggoden van het licht, ofwel morgen- en avondster (Oldenberg) óf de ochtendschemering: half licht, half donker. Groote overeenkomst met de Dioscuren der Grieken.
Vele hymnen der Rigveda (zie Veda) zijn hun gewijd. Zij redden uit allen nood, vooral op zee; wandelen als goddelijke artsen op aarde; verjongen grijsaards, schenken den onvruchtbaren kinderen, beschermen de zwakken. In een gouden wagen bewegen zij zich met de zonnedochter Soerja langs het uitspansel. Zoetmulder Asychis Grieksche naam van een pharao, die alleen door Herodotus vermeld wordt en niet zeker historisch is. Verschillende identificaties zijn voorgesteld.
Asylrecht 1° Bij de Grieken en Romeinen was het asylum de plaats, waar een achtervolgde onschendbaar was. In het oude Griekenland was de asylia het recht om gevrijwaard te zijn tegen: sylan, rooven, d.w.z.: onschendbaarheid. Vooreerst was dit het recht, dat door een verbond van twee staten aan de burgers over en weer werd verleend, of het privilege, gegeven aan vreemdelingen, bijv. gezanten of doortrekkende athleten naar de spelen. Dit recht of voorrecht kon tot bepaalde plaatsen beperkt blijven. Verder was de asylia het privilege van heiligdommen: als de achtervolgde misdadiger daar zijn toevlucht nam, was hij beveiligd. In het Hellenistische Egypte was het een reclamemiddel voor vele tempels.
Het asylrecht werd in den Rom. keizertijd, vooral onder Tiberius, zeer beperkt. Davids2° Kerkelijk a., recht der H. Kerk, waardoor het niet geoorloofd is misdadigers, die in de kerk een schuilplaats hebben gevonden, daaruit te halen zonder verlof van den ordinarius of ten minste van den rector der kerk, tenzij de nood dringt (can. 1179). Overtreding is heiligschennis en kan als dusdanig gestraft worden volgens c. 2325. Grondslag is het uitsluitende recht der Kerk op het kerkgebouw; in de M.E. ook de onderdrukking van weerwraak. Reeds vroegtijdig geëischt (Conc. Carth. XV 399), erkend door Rom. recht.
Later door de Kerk zelf beperkt. Algemeen door Pius IX verdedigd in Syllabus prop. 30, 43. Zie Immuniteit. Ned. wet van 21 Juli 1890 art. 5. 2° luidt: Tot vrijheidsbeneming kan, behalve bij ontdekking van een strafbaar feit, terwijl het wordt gepleegd of terstond erna, niet worden binnengetreden in de lokalen, voor den godsdienst bestemd, gedurende de godsdienstoefening. Drehmanns 3° In het volkenrecht is a. het recht van den staat om, krachtens zijn uitsluitende bevoegdheid over zijn eigen grondgebied, personen, die in andere landen vervolgd worden, toe te laten en te vrijwaren tegen vervolging.
Geen enkel persoon heeft een recht hierop. De staat kan eventueel een dergelijk persoon onder toezicht stellen. Het laatste voorbeeld van beteekenis in de wereldgeschiedenis is het asylrecht, verleend aan ex-keizer Wilhelm II op 10 November 1918 door Nederland. Door uitleveringsverdragen is het asylrecht aanzienlijk beperkt.
In vroegere tijden werd ook door gezanten dikwijls een beroep gedaan op het recht van asyl voor een ieder, die zijn toevlucht nam binnen het gezantschapsgebouw. Dit recht, dat nooit algemeen erkend is, verdween in de 19e eeuw. L. Janssens