Aspect - Gezichtspunt, uitzicht, voorkomen.
1° A. wordt in de sterrekunde niet gebruikt, wel in de de astrologie voor bepaalde standen van zon, maan en planeten ten opzichte van elkaar. Die standen worden genoemd naar het lengteverschil tusschen de twee hemellichamen. Al naar gelang dit lengteverschil 0°, 90° of 180° bedraagt, spreekt men resp. van conjunctie, kwadratuur en oppositie. In de astrologie noemt men de kwadratuur vierhoekig aspect, om te onderscheiden van het lengteverschil van 120°, dat men driehoekig aspect noemt, en van 60°, dat men zeshoekig aspect of sextiel noemt.
2° In de gramm. Naast de zie Aktionsarten zijn in de tijden van het werkwoord nog te onderscheiden de volgende aspecten, d.w.z. verschillen in het op elkaar volgen der gebeurtenissen: iteratief a., wanneer een handeling herhaaldelijk plaats heeft, bijv.: hij kijkt telkens naar de klok; inchoatief a., wanneer het begin van een handeling wordt voorgesteld, bijv.: toen stak hij met zijn verhaal van wal; momentaan a., wanneer een toestand door een nieuwe (plotselinge) gebeurtenis wordt onderbroken, bijv. : toen wij daar zaten, ging plotseling het licht uit; frequentatief a., wanneer eenzelfde handeling bij gedeelten wordt verricht, bijv.: hij stak de rivier over, springend van den eenen steen op den anderen; perfectisch a., wanneer een handeling, die in het verleden begonnen is, in het heden eindigt of nawerkt, bijv.: ziezoo, met dat werk ben ik nu klaar! Dit perfectisch a. is onafscheidelijk verbonden aan den voltooid tegenwoordigen, den voltooid verleden en den voltooid toekomenden tijd. Meestal echter worden de a. niet door werkwoordsvormen uitgedrukt, maar door bijzondere woorden. E. ten Brink