Oostenrijksch-Duitsch roman- en tooneelschrijver van decadent-neoromantische richting. * 15 Mei 1862 te Weenen, ♱ 21 Oct. 1931 aldaar. Als medicus verzorgt S. de psychologische ontleding van zijn personages; maar zijn voorkeur gaat naar het zenuwmoede, melancholische type; zijn werk ademt een ongezond-erotomane atmosfeer en vertoont een gemaakt-eleganten, ietwat vrouwelijken stijl.
Voorn. werken. Drama’s: Anatol (1893); Liebelei (1895); Der Schleier der Beatrice (1900); Der grüne Kakadu (zijn meesterstuk 1899); Lebendige Stunden (1902); Einakter (1915). Romans en novellen: Sterben (1895); Frau Bertha Garlan (1901); Dämmerseelen (1907); Fräulein Else (1924); Traumnovelle (1925); Aphorismen (1927); Therese (1928). Uitg.: Gesammelte Schriften (1928 vlg.). Lit.: J. Kapp, A. S. (1912); J. Körner, in Gestalten und Probleme (1921); R.
Specht, A. S. (1922); S. Liptzic, Arthur Schnitzler (1932).