Archilochus van paros - Oud-Gr. lyricus, de ware schepper der jambenpoëzie met den haar eigen volkschen en scherpen toon. A. leidde een leven vol onrust en strijd, was een strijder met de pen evenveel en zelfs beter dan met het zwaard: „Ik ben dienaar van vorst Enyalios (den oorlogsgod) en bezit de lieflijke gave der Muzen” (fr. I). A. is een impulsieve natuur, vol geweldige hartstochten. Vooral Lycambes, die zijn dochter Neobulè, reeds aan A. beloofd, aan een ander had geschonken, moet het deerlijk ontgelden.
Doch ook schijnbaar onbeduidende feiten — een zonsverduistering, het verlies van zijn schild — zijn voor hem stof tot dichten. Buiten zijn striemende jamben, schreef A. ook elegieën, liefdesliederen, hymnen, zegeliederen. Hij oefende een grooten invloed uit; Horatius o.m. is hem veel verschuldigd. De Oudheid zette A. algemeen naast Homerus: deze had de objectieve poëzie, A. de subjectieve poëzie tot haar volmaaktsten vorm opgevoerd. De fragmenten, die wij bezitten, zijn niet voldoende om het geniale van zijn kunst ten volle te waardeeren; toch kunnen we er zijn karakter en leven uit aflezen, omdat bij A. alles recht uit het hart komt. A. leefde in de 7e eeuw v. Chr., bracht zijn jeugd door op Thasos en sneuvelde op Naxos.
Fragmenten in: Diehl, Anthologia Lyr. Graeca (I 1925). V. Pottelbergh