Arbeidsbemiddeling - Hieronder verstaat men de bemoeiingen, zoowel van overheidsorganen, als van particulieren, welke ten doel hebben aan den arbeider een hem passenden werkkring en aan den werkgever geschikte arbeidskrachten te bezorgen.
1°A. in Nederland. De instellingen — zoowel openbare als particuliere — die zich met a. bezighouden, heeten arbeidsbeurzen of agentschappen van a. Sedert 29 Nov. 1930 is de a. in Ned. wettelijk geregeld, door de zgn. Arbeidsbemiddelingswet (A.W.). De A.W. onderscheidt openbare en bijzondere (of particuliere) a.
Als organen van openb. a. kent zij: 1°gemeentelijke arbeidsbeurzen of agentschappen van a. 2°Districtsorganen (districts arb. beurzen). 3°Een centraal Rijksorgaan. Al deze organen verrichten hunne diensten kosteloos. Zij moeten zoowel godsdienstig als politiek volkomen onpartijdig zijn. Deze onpartijdigheid brengt mede, dat zij hun bemiddeling moeten weigeren, zoowel aan een werkgever, in wiens bedrijf een arbeidersconflict (staking of uitsluiting) heerscht, als aan arbeiders, die rechtstreeks bij zoodanig conflict betrokken zijn.
De A.W. verplicht iedere gemeente een orgaan voor openbare a. in stand te houden. Zoodanig orgaan kan ofwel een agentschap van a. ofwel een arbeidsbeurs zijn. De wetgever noemt een orgaan van a. een arbeidsbeurs, wanneer de dagelijksche leiding ervan het eenige of voornaamste werk is van den directeur. Elke gemeente met meer dan 15 000 inwoners moet er een arbeidsbeurs op nahouden. De arb. beurzen staan altijd, de agentschappen van a. gewoonlijk onder toezicht van een door den gemeenteraad benoemde commissie van ten minste vier leden plus voorzitter.
De leden moeten voor de helft arbeiders en voor de helft werkgevers zijn. Met betrekking tot de a. is ons land verdeeld in 41 districten, ieder met een districtsarbeidsbeurs. Deze waarborgt de samenwerking tusschen de verschillende plaatselijke organen. Meestal wordt een der gemeentelijke arbeidsbeurzen aangewezen om als districtsarbeidsbeurs te fungeeren. Is dit om een of andere reden bezwaarlijk, dan kan de districtsarbeidsbeurs van Rijkswege opgericht worden.
Het centrale Rijksorgaan der a. is de Rijksdienst der werkloosheidsverzekering en a.
Deze dienst is in de eerste plaats belast met de bevordering der interlocale en internationale a. Hiertoe is als orgaan van bedoelden Rijksdienst een centrale Rijksarbeidsbeurs opgericht. Verder is deze Rijksdienst belast met het toezicht op de lagere organen van a., met de opleiding van personeel voor de openbare a. e.d. De centrale Rijksarbeidsbeurs staat op haar beurt onder toezicht van de Centrale Commissie voor de A. en de Migratie. Deze Commissie dient verder den Minister en den directeur van den Rijksdienst der werkeloosheidsverzekering en der a. van advies in alle zaken de a. betreffende. De bijzondere instellingen van a. kunnen den Minister van Arbeid verzoeken met openbare instellingen van a. te worden gelijkgesteld. Wordt zoodanig verzoek ingewilligd, dan zal de bijzondere instelling voortaan samenwerken met de organen van openbare a. Alle bijzondere instellingen van a. zijn door de wet onder overheidstoezicht gebracht.
Speciaal wordt nog in de wet behandeld de bijzondere a. met winstoogmerk. Voor zoodanige a. wordt een vergunning van den Min. van Arbeid vereischt. Deze vergunning kan slechts gegeven worden aan degenen, die reeds voor 1 Maart 1929 de a. met winstoogmerk uitoefenden. Zij wordt geweigerd, indien de aanvrager of zijn echtgenoot logement- of caféhouder, geldwisselaar, pandhuishouder of iets dergelijks is, of indien hij zekere strafrechtelijke veroordeelingen (o.a. wegens zedenmisdrijven) achter den rug heeft (zie art. 45 A.W.). Bij weigering der vergunning beslist de Kroon, gehoord den Raad van State. De tarieven der a. met winstoogmerk staan onder regeeringstoezicht (art. 50—52 A.W.).
Stoop.
2°A. in België. Sedert 1904 heeft de Regeering ook de vrije instellingen aangemoedigd, welke arbeidsbemiddeling ten doel hebben. Bij het uitbreken van den oorlog bleek het wenschelijk de arbeidsbemiddelingsbureaus (werkbeurzen) te vermenigvuldigen, ten einde de werkherneming te vergemakkelijken door aan de werkloozen werk te verschaffen in ondernemingen, waarin zij konden gebezigd worden. Zoo werd door het Nationaal Hulp- en Voedingskomiteit in elke gemeente van het land een werkbeurs gesticht. Deze beurzen waren paritair, d.w.z. zij werden bestuurd door een raad, voor de helft samengesteld uit arbeiders en bazen, onder voorzitterschap van een onzijdig persoon. Na den wapenstilstand werd dit stelsel gehandhaafd (Koninklijke Besluiten van 19 Februari 1924 en 19 Januari 1925). Er bestaan officieele beurzen, ingericht door den Staat, en beurzen, erkend door de Regeering en staande onder haar toezicht.
De taak dezer beurzen is drievoudig:
1°openbare arbeidsbemiddeling in haar gebied. In geval van gemeenschappelijk geschil blijft de beurs in werking voor de inrichtingen, welke door het geschil getroffen zijn en welke zich tot haar wenden voor werkvolk. Dezen, die werk vragen, worden door haar afzonderlijk van het geschil in kennis gesteld alsmede van het aanbod dezer inrichtingen.
2°Medewerking te verleenen aan de verzekering tegen onvrijwillige werkloosheid door het toezicht op de verzekerde werkloozen in te richten.
3°Aan de belanghebbende partijen de bemiddeling hunner paritaire commissies aan te bieden om het staken van het werk te voorkomen of tegen te houden in geval van geschil tusschen werkgevers en werknemers.
Vooralsnog bezit België, zooals Frankrijk en Duitschland, geen wet op de arbeidsbemiddelingsbureaux. De eenige bepaling, welke er betrekking op heeft, is het eerste artikel, § 1, 80 en § 3 der wet van 29 Aug. 1919, waarbij aan degenen, die een bureau voor arbeidsbemiddeling, bevrachting of aanmonstering houden, verboden wordt hetzij zelf gegiste dranken te verkoopen of deze door een tusschenpersoon te laten verkoopen; dit verbod geldt ook voor de(n) echtgenoot(e), voor de bloedverwanten in de opgaande of nederdalende lijn van den houder, die bij hem inwonen. Men begrijpt deze bepaling, welke ten doel heeft de aanmonstering van werkvolk in de herbergen te verhinderen. Dit verbod geldt niet voor een arbeidershuis, voor een volkshuis, voor een kring, welke ondergebracht is in hetzelfde gebouw, op voorwaarde, dat er een afzonderlijke ingang en afzonderlijke lokalen zijn en de slijterij niets te maken hebbe met het arbeidsbemiddelingsbureau.
In 1930 zijn bij de officieele werkbeurzen 126 370 vragen om werk ingekomen tegen 51 768 werkaanbiedingen (werkgevers). 35 385 personen konden aan werk geholpen worden (zie Arbeidsmarkt).
Lit.: H. Velge, Eléments de droit industriel belge (II 1927).
R. Reyman.