Aphorisme - ( Gr. apo = af, horizein = begrenzen , dus oorspr. synoniem met definitie), kernspreuk; in samengedrongen vorm bevat zoo’n pittig gezegde het belangwekkendste van een levensregel, een instructief beginsel, een algemeene waarheid, axioma of een maxiem. Aan de scherpte van een definitie paart het de ingenieusiteit van een vondst. Evengoed in het wetboek van Manoe, Confucius, het Egyptische doodenboek, Zoroaster en in de Convivia van Plato zijn aphorismen te vinden, als in Aristoteles ’ definities, bijv. van goed, kwaad, kunst, natuur, lust.
In de sophistenliteratuur zijn er a. Ook bij Hesiodus en Homerus zijn er zeer vele te vinden; o.a. Nestor is er beroemd door. Naast historische a. van Plutarchus in zijn parallellevens, bestaan medische van Hippocrates. Het Aphorismenboek geeft eenige zeer duidelijke specimina: Het leven is kort, de kunst is lang; vlucht de gelegenheden; gevaarvol is de ondervinding; redeneeren is moeilijk; enz.
Naast den „vorst der aphorismen”, Vergilius, kent Rome redenaars als Hortensius en Cicero, dichters als Ovidius, Juvenalis, Terentius, geschiedschrijvers als Sallustius en Livius, maar het kent boven die allen wel den schitterendsten aphoristicus, Horatius, die het zeker van al dezen wint in zijn weelderige taal, in zijn plastiek, die iedere wijsgeerige formule nog meer doet ineenschrompelen. Niet veel minder plastisch en zeker met veel meer wijding zijn drie geheele bijbelboeken: Proverbia, Ecclesiastes en Sapientia, voor den Christen van veel intensere waarde, en Christus zelf gaf ons als meest omvattend a.: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven (Joh. 14. 6). Brouwer.