Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Apelles

betekenis & definitie

Apelles - 1° naast Polygnotus de meest gevierde s c h i l d e r der Grieksche oudheid. Hij werd omtrent 330 v. Clir. te Ephese geboren, en na in zijn vaderstad en later in Sicyum onderricht te hebben genoten, kwam hij aan het hof van Philippus van Macedonië te Pella. Diens zoon Alexander den Grooten schilderde hij meermalen (als de oppergod Zeus met den bliksem in de hand enz.). Beroemd is verder zijn uit de zee opduikende Aphrodite (in Kos), die met haar handen de natte haren uitwringt, en zijn „Allegorie van den laster”, door latere kunstenaars (vooral der vroegRenaissance) herhaaldelijk uitgewerkt volgens de beschrijving, welke de schrijvers van dit werk v. A. gaven. Niets is ons van A.’s schilderingen overgebleven.

Hij werkte meestal in de zgn. vierkleurenschilderkunst en hield van teere kleurovergangen. Zelf noemde hij als het beste van zijn talent de bevalligheid (charis), welke hij zijn figuren gaf. En volgens tijdgenooten streefde hij allen voorbij in het schilderen van de schoonheid der vrouw. Knipping.

2° Een Christen te Rome (Rom. 16. 10).

< >