Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Antonius abt

betekenis & definitie

Antonius abt - Heilige. A. de kluizenaar of A.de Groote, vader van het kloosterleven door invoering van gemeenschappelijk leven onder de kluizenaars, waaruit Pachomius de monnikenkloosters vormde. * ca. 250 in Midden-Egypte, ♱ 17 Jan. 356 in de woestijn. Chronologie onzeker.

De hoofd bron voor zijn leven is de historischbetrouwbare Vita, door zijn vriend, den H. Athanasius, tusschen 356 en 373 geschreven (Migne P. G. 26, 835—976).

Op 20-jarigen leeftijd trok A. zich in de woestijn terug, waar hij zwaar werd bekoord en door duivelen gekweld; zijn heilig en wonderrijk leven trok vele leerlingen (volgens Rufinus ca. 6 000). Gedurende de christenvervolging van Maximinus Daza in 311 hielp en troostte hij moedig de gevangenen en veroordeelden in Alexandrië, ging weer in de eenzaamheid, trad ca. 335 in genoemde stad op tegen Meletianen, Manichaeërs en Arianen. Ka vele omzwervingen werd zijn lijk in de parochiekerk St. Julien te Arles (Fr.) bijgezet. A. is een algemeen bekende volksheilige ; vele oude volksgebruiken danken hun ontstaan aan zijn vereering en bescherming, bijv. zegening van dieren en stallen. De bekoring van St. A. is een geliefkoosd onderwerp in de kunst; zie Hieronymus Bosch e.a. Feestdag 17 Jan.

L i t.: Uitvoerig in : Lex. für Theologie und Kirche.

J. v. Rooij.

Voorstelling in de kunst. Attributen: Taukruis (als staf), bel (de bedelende Antoniter-monniken droegen een bel), varken (ze mochten hun vee alom vrij laten grazen); soms varken met bel om den hals (zie Antoniuszwijn). Roode vlammen onder zijn voeten (Antoniusvuur: een sinds de 11e eeuw verspreide ziekte onder menschen en vee). Meest bekende voorstellingen uit zijn leven: gesprek met Paulus in de woestijn (Grünewald op Isenheimer Altaar); verzoeking (vooral in het N. in de 15e en 16e eeuw): in afzichtelijke gedaanten worden de duivels voorgesteld, vooral als zwarte haan met basilisken- of drakenstaart (symbool van syphilis). Bekende voorst.: Schongauer, Grünewald, Jeroen Bosch, Parentino (vgl. Duivel). Dürer geeft duivel, die A. het beeld eener naakte vrouw voortoovert en met een blaasbalg het onreine vuur aanblaast.

L i t.: R. Flahault, Le culte de S.A. dans la Flandre maritime (Duinkerken 1898). Knipping.

Verzoeking van den H. Antonius. De hevige aanvechtingen van den duivel, waarvan de stichter van het Christelijk monnikenwezen in zijn woestijneenzaamheid ten prooi was, hebben depressieve melancholische kunstenaars steeds geïnspireerd. Vooral in den overgang van de 15e en 16e eeuw heeft ongebreidelde phantasie zich verdiept in de spookverschrikkingen en angstdroomen van een vereenzaamde ziel. Vooral Jeroen Bosch heeft de obsessie kunnen vangen in tafereelen vol levend geworden grotesken, tegennatuurlijke, maar in zich organische gedrochten. Vooral het belegerd-zijn door geheimvolle verschrikkingen heeft hij uitgebeeld. Mathias Grünewald, in een vleugel van het Isenheimer-altaar, geeft een A., die overweldigd door de duivels tegen den grond gesleurd ligt.

Vreeswekkend is bij hem vooral de prachtige disharmonie der kleuren. Andere schilders zien de verz. van A. uitsluitend als een belaging der kuischheid, zooals de Gebr. Dünwegge (Xanten 1520). Merkwaardig is hier vooral de voorstelling van Quinten Massijs (Prado), waar het duivelsche, behalve in een achtergrondtafereel, zich alleen toont in het figuurtje, dat A. aan de slip trekt en in den schaterlach van de koppelaarster, die de drie lieflijke verleidsters vergezelt. David Teniers de Jongere heeft in de 17e eeuw de beide opvattingen vereenigd (Berlijn, Dresden). In Italië zijn de vroeg-Renaissancistische stukken van Bernardo Parentino opmerkelijk, die de duivels als gewapende bandieten en aapmenschen voorstelt. de Jager.

< >