Anthropogeographie - of de aardrijkskunde van den mensch, gaat den invloed nadien de omringende natuur uitoefent op den mensch en op de menschelijke organisaties en beschrijft hoe omgekeerd het landschap veranderd werd door het werk van den mensch. Door alle eeuwen heen waren de geografen het zich bewust, dat er een innige relatie bestaat tusschen natuur en mensch, maar deze betrekkingen werden niet in een speciale afd. van de aardrijkskunde onderzocht en uiteengezet. Reeds Eratosthenes, de grootste geograaf van de Oudheid, nam het onderling verband, dat bestaat tusschen natuur en mensch, in oogenschouw. Ook Herder en Montesquieu stelden de afhankelijkheid van den mensch van de natuur in een klaar licht.
Aparte geographische studies over dit onderwerp verschenen niet vóór het midden der vorige eeuw. Tot de vroegste behoort de merkwaardige verhandeling van J. G. Kohl: Der Verkehr und die Ansiedlungen der Menschen in ihrer Abhängigkeit von der Gestaltung der Erdoberfläche (Dresden 1841). De eerste, die een geographie van den mensch gaf, is Friedrich Ratzel met zijn Anthropogeographie (2 dln. 1882 en 1891). Hij legt de tallooze uitingen en werkingen van mensch en maatschappij vast in de natuur der landen en zoekt hierin hun verklaring. Vanzelf voerde deze methode tot eenzijdigheid; de werken van den mensch worden wel en dikwijls intens beïnvloed door de natuur, maar een algeheele verklaring kan de natuur alleen niet leveren.
Het terrein van onderzoek is zeer uitgebreid; men heeft dan ook nog geen vaststaande indeeling van deze wetenschap. De belangrijkste onderdeelen zijn: politieke-, historische-, nederzettings-, economische- en handels- en verkeersaardrijkskunde (zie Aardrijkskunde). Met vrucht worden deze afdeelingen bestudeerd, en geleidelijk ontwikkelt zich hieruit een wetenschap, meer omvattend dan de a. van Ratzel. Een volkerengroep in haar ordening en historische ontwikkeling eng verbonden aan het landschap, dat die groep bewoont, te leeren zien; ook haar beïnvloeding door krachten, in andere woonruimten zetelend en den cultureelen groei belemmerend of bevorderend, moet leiden tot een nauwkeurige kennis van de aarde en tot een samengaan van de bovengenoemde onderdeelen dezer geographie van den mensch. Zoo opgevat, spreekt men in Ned. van sociale aardrijkskunde.
L i t.: Ratzel, Die Erde und das Leben (2 dln. 1901— 1902); Reclus, l’Homme et la terre (6 dln. 1905—1908); G. Schlüter, Die Ziele der Geographie des Menschen (1906); Camille Vallaux, Geographie sociale: La Mer (1908); Le Sol et l’Etat (1911); Ellen Churchill Semple, Influences of Geographie Environment, on the basis of Ratzel’s System of Anthropo-geography (1911); O. Schlüter, Die Stellung der Geographie des Menschen in der erdkundlichen Wissenschaft (Geogr. Abende 1919); N. Krebs, Die Verbreitung des Menschen auf der Erdoberfläche (1921); Friedrich Ratzel, Anthropogeographie (I 31921 ; II 41922) ; A. Supan, Leitlinien der allgemeinen politischen Geographie (21922); P. Vidal de la Blache, Principes de Géographie humaine (1922); Jean Brunhes, Géographie humaine (31925). v. Velthoven.