Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Antheunis

betekenis & definitie

Antheunis - 1° Gentil Theodoor, Vlaamsch dichter en toondichter, schoonzoon van Conscience. * 1840 te Oudenaarde, ♱ 1907 te Elsene. In „Uit het Hart” (1874) en „Leven, Lieven en Zingen” (1879) staan gemoedelijke en lieve verzen van huiselijken aard (o.a. het bekende: Ik ken een lied, getoondicht door W. De Mol). Hij componeerde verdienstelijke romantische liederen, o.a. „Mijn Vlaandren heb ik hartlijk lief.” A. Boon.

2° J a c o b J a n, schuilnaam J. J. A., Vlaming, verwikkeld in de staatkundige twisten van zijn tijd, tégen Jozef II, vóór Frankrijk. Was ook werkzaam op tooneelgebied, tot den bloei waarvan hij geestdriftig meeijverde. Zijn taal was gezonder en zuiverder, zijn tooneelinzicht scherper dan dit het geval was bij de Vlaamsche auteurs van de 2e helft der 19e eeuw. * ± 1750 te Gent, ♱ begin 19e eeuw. Studeerde aan het Augustijner College te Gent en aan de Hoogeschool te Douai.

Werken: voor het tooneel: De dood van Julius Caesar, naar Voltaire’s treurspel (1785) en twee blijspelen: Den deugdzaamen uitwijkeling en Dc onverwagte Bruiloft, in Langendijkschen trant, zeer sentimenteel, maar levendig en vol spelmogelijkheden. Het werd gecreëerd te Lokeren (1789). Protesteerde tegen de misbruiken der bezetting ia „Legende der Nederlandsche Roffianen en Stroopers” in zijn spectatoriale uitgave in drie dln. „Do Protocole Jacobs” (1799). — L i t.: F. van der Haeghen, Bibliographie gantoise; Fr. De Potter, Leven en Werken der Zuid-Ned. schrijvers. Uitvoerige bijdrage (afl. I 1900.). Godelaine A. Boon.

< >