Conscience - Hendrik, Vlaamsch romanschrijver, die de herleving der Vlaamsche letterkunde in de 19e eeuw inluidde; * 1812 te Antwerpen, ♰ 10 Sept. 1883. Van Franschen vader en VI. moeder; als volksjongen opgevoed.
In moeilijke omstandigheden schreef hij: In het wonderjaar (1836) en De Leeuw v. Vlaanderen (1837), waar hij veel bijval mee verwierf. C. was griffier aan de Academie van Beeldende Kunsten; arrondissementscommissaris te Kortrijk (1857—’67); conservator van het Wiertzmuseum te Brussel. Bij het verschijnen van zijn honderdste werk werd hem in 1881 een koninklijke hulde gebracht. Nog voor zijn dood werd voor hem te Antwerpen een standbeeld opgericht.
Zijn eerste werken zijn fel-romantisch: naast sentimenteele en sterk-phantastische verhalen (overigens onbeduidend) staat zijn Leeuw van Vlaanderen, een heroïsch-grootsche uitbeelding en verheerlijking van de „groote daden des voorgeslachts”, tot ontwikkeling van het stambewustzijn van zijn volk. Daarna komt meer toenadering tot de werkelijkheid, al blijft zijn kijk op de buitenwereld altijd idealistisch en mild. Zijn werk kan in drie groepen ingedeeld worden:
1° geschiedkundige romans, vooral uit de nationale geschiedenis, hoofdzakelijk uit die van Vlaanderen; forsch en geweldig. Invloed van Scott en de Fransche Romantiekers. „Jacob van Artevelde” staat het hoogst door den gesloten bouw, de karakterteekening en de plastische volmaaktheid van sommige episoden.
2° Zedekundige en maatschappelijke verhalen, gewoonlijk uit de gewone burgerij of de minder gegoeden. Nogal romantisch en sentimenteel, doorgaans met moraliseerende strekking om een gebrek of een wantoestand te gispen. Soms een idealistisch uitbeelden van kleinburgerlijk leven: Bavo en Lieveken; De Arme Edelman. Goed geslaagd zijn een paar kleine verhalen: Hoe men Schilder wordt; Het geluk van rijk te zijn; Wat een moeder lijden kan.
3° Dorpsromans en landelijke verhalen over de idyllische zeden der Antwerpsche Kempen. Aangrijpend door hun soberheid en algemeene menschelijkheid: het is de verheerlijking der armen en der eenvoudigen van geest.
C. is een schrijver uit en voor het volk, een edel mensch, die zijn lezers wil verheffen en veredelen: hij begreep de volksziel met haar verzuchtingen en noodwendigheden en zag in den mensch vooral het goede. Naar een opzettelijk-mooien vorm heeft hij nooit gezocht. Zijn taal is dikwijls onbeholpen en onzuiver, wat grootendeels lag aan zijn opleiding en aan zijn tijd. In den bouw van zijn romans geen voldoende afwisseling: dezelfde motieven komen meermalen voor; te dikwijls moet het toeval de feiten ontwarren. In de karakterteekening is niet genoeg ontwikkeling; de personages zijn te eenzijdig goed of slecht.
Ondanks die gebreken is C. een van de groote figuren van zijn tijd geweest. In Vlaanderen heeft hij de letterkunde opgewekt en verrijkt en de taal en cultuur gered, toen ze dreigden ten onder te gaan. Het Vlaamsche volk heeft het hem in liefde en bewondering ruim vergolden. Ook in Europa bekleedt hij een vooraanstaande plaats in de reeks van de romantische vertellers: zijn werken werden herhaaldelijk vertaald in de meeste Europeesche talen en worden nog steeds gelezen.
Voorn. werken: In ’t Wonderjaar (1836); De Leeuw van Vlaanderen (1837); Siska van Roosemael (1841); Rikketikketak (1846); Jacob van Artevelde (1849); Blinde Rosa (1849); De Loteling (1850); Baas Gansendonck (1850); De Arme Edelman (1850); De Boerenkrijg (1853); Hlodwig en Clotildis (1854); De Plaag der Dorpen (1855); De Geldduivel (1856); Batavia (1858); Simon Turchi (1859); Het IJzeren Graf (1860); De Jonge Dokter (1860); De Burgers van Darlingen (1861); Bella Stock (1861); De Koopman van Antwerpen (1863); Bavo en Lieveken (1865); De Burgemeester van Luik (1866); De Kerels van Vlaanderen (1871); Eene O te veel (1872); Everard ’t Serclaes (1874); Eene Verwarde Zaak (1874); Geld en Adel (1881). — Lit.: Levensschets door Pol de Mont (herdrukt in Drie Groote Vlamingen), Mevr. Antheunis-Conscience, G. Eeckhoud; Eug. De Bock, H. Conscience, zijn persoon en zijn werk (1912); id., H. Conscience en de opkomst van de Vl. Romantiek (1919); A. Jacob, Briefwisseling van, met en over H. C. (2 dln. 1913 vlg.). A. Boon.