Anchylostomiasis - of mijnwormziekte, ook wel tropische chlorose of anaemie geheeten, is een ziekte, welke vooral bij mijnwerkers voorkomt.
De oorzaak der ziekte is een worm, een parasiet, welke door geïnfecteerde mijnwerkers in de mijngangen wordt gebracht, en zich bevindt en voor een deel ontwikkelt in de daar gedeponeerde faeces. Door regen- en mijnwater worden de larven verspreid en door het drinken van dit water of door bevuilde handen e.d. komen ze in de ingewanden der mijnwerkers, waar ze zich verder ontwikkelen tot wormpjes van 9-12 mm. Daar veroorzaken ze bloedingen en de gevolgen zijn: bloedarmoede, magerheid, duizeligheid, huid- en keelaandoening, hartkloppingen, storing der ontlasting, algeheele zwakte en soms de dood.
Als bestrijding nam men vroeger extract van varenkruid of terpentijnolie, om de wormen af te drijven, terwijl men tegenwoordig Oleum chenopodium aanwendt. Voorbehoedmaatregelen zijn vooral groote zindelijkheid, weren van geïnfecteerde mijnwerkers tot ze genezen zijn, onderzoek van nieuwe, van elders komende werklieden.
Geschiedenis. In Europa heeft men de ziekte voor het eerst waargenomen op het einde der 18e eeuw. In het bijzonder werd deze ziekte geconstateerd bij het graven van den St. Gotthardtunnel in 1879 (tunnelziekte). In de steenkolenmijnen van Limburg komt de anchylostomiasis slechts zeer sporadisch voor. In 1903 is van regeeringswege een onderzoek ernaar ingesteld door den hoofdinspecteur van volksgezondheid voor Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. In de tropen is de anchylostomiasis epidemisch. Bij de negers in Afrika komt de parasiet veelvuldig voor, doch de nadeelige gevolgen blijven achterwege.