Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Allogamie

betekenis & definitie

Allogamie - (zie Gr. allos = een ander, gameoo = ik huw), voortplantingswijze, waarbij het stuifmeel van een bloem een eicel (eikern) van een bloem van een ander individu derzelfde soort bevrucht. De uitspraak van Darwin, dat de natuur voortdurende zelf bevruchting verafschuwt (zie Wet Knight-Darwin), is niet algemeen geldend; inderdaad zijn vele planten bekend, waar autogamie de normale voortplantingswijze is (boon, erwt, haver, tarwe, e.a.), zonder dat hiermee verzwakking gepaard gaat. Een proefondervindelijk feit is het echter, dat gedwongen zelfbestuiving bij vele allogame planten, naast verminderde vruchtbaarheid, een zekeren achteruitgang of degeneratie (zie Inteeltschade) tot gevolg heeft, terwijl kruisbestuiving van dezelfde individuen krachtiger bastaarden geeft (zie Heterosis).

Naast die degeneratieverschijnselen treden in de nateelt van zelfbestoven allogame planten, of na onderlinge bevruchting van naverwante individuen, veelal typen met sterk afwijkende, ongewenschte eigenschappen te voorschijn. Dit is een onvermijdelijk gevolg van de Mendelsche wetten, nl. het uitmendelen of uitsplitsen van recessieve eigenschappen. Is evolutie niets anders dan een natuurlijke selectie van kleinmutaties, dan speelt de a. hierbij een groote rol.

Lit.: H. Federley, Das Inzuchtproblem, Handbuch der Vererbungswissenschaft (II 4, 1928); E. Baur, Einführung in die Vererbungslehre (Berlijn 1930,7-11). Dunton

< >