Erwt - Plantengeslacht van de familie der vlinderbloemigen, dat reeds vanaf praehistorischen tijd in cultuur is en groote beteekenis heeft zoowel in den akkerbouw der gematigde luchtstreek als in den tuinbouw. De velderwten worden rijp gewonnen; de zaadkleur is meestal geel, groen, vaal of bruin (in den handel spreekt men dan echter van „grauw”) en het zaad wordt verhandeld voor menschelijk voedsel of voor veevoeding; het is rijk aan eiwit.
Daarentegen worden tuinerwten onrijp gewonnen en steeds voor menschelijk voedsel gebruikt. Men onderscheidt doperwten, die op gele en groene velderwten gelijken, doch zoeter en minder melig zijn en die op groote schaal door conservenfabrieken worden verwerkt, en daarnaast peulen of weekschillen, waarvan de scheede ook eetbaar is.
Als zelfbestuiver is de erwt dankbaar voor zaaizaadselectie, waardoor de productiviteit kan worden verbeterd. Hoewel de e. geen kostbare bemestingen vraagt, is de verbouw toch aan een bepaalde grondkeuze gebonden, en mede eischt de oogst zoowel van velderwten als van tuinerwten veel zorg in verband met het nauwluisterende tijdstip van het oogsten alsook in verband met moeilijkheden van weer en van op zaad beluste vogels.Lit.: Vilmorin Andrieux, Les Plantes Potagères (1925); v. d. Meer en v. d. Ban, Bijzondere Plantenteelt (1930).
Rietsema