Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-01-2024

Albi

betekenis & definitie

arr.-hoofdstad, dept. Tarn in Fr. (43° 55' N., 2° 10' O.), 29000 inw. (1931).

Aartsbisschop. Schilderachtig, kunsthistorisch interessant. Gothische kathedraal, gebouwd van ± 1250 tot in de 16c eeuw, zware muren; eenschepig (afwijkende van de overige Fr. kathedraalarchitectuur), vooral merkwaardige gewelfconstructic (schijnbaar vrijzwevende consoles, waaruit de gewelfribben opstijgen). Hoogovens, kalk, glas, textiel, wrijn. A. bestond in het begin der 5e eeuw nog als suffragaan van Bourges; in 1676 aartsbisdom; in 1802 opgeheven; in 1822 als aartsbisdom hersteld; in de 12e eeuw centrum van levendig geestelijk verkeer; de Albigeois (Albigenzen) drongen hun kettersche leer op aan de omliggende streken, Provence en Toulouse. Deze beweging ging gepaard met een ongemeenen letterkundigen bloei (Proven (jaalsche literatuur).

De excommunicatie (1207) van Raymond VI, graaf van Toulouse en markies van Provence, was het sein tot een kruistocht tegen de ketterij en, na den slag van Muret (1213), tot steeds enger politieke verbinding van het Zuiden met Noord-Frankrijk. De groep denkers en dichters, die Albi tot haar middelpunt had gekozen, werd uiteengedreven en ging nu, in Catalonië, Toscane, Sicilië, zelfs in Duitschland, de eerste zaden der latere Renaissance uitstrooien.Lit.: A. Monnié, Le Bassinhouiller de Carmaur-Albi (Ann. de Géogr. 1929); J. Larou, la cathedrale d’Albi (Petites monogr. des grands édifices.)

Baur.

< >