Middelhoogduitsch episch gedicht van ± 1250, uit den sagenkring van Diederik van Bern en zijn gevolg, waartoe Albhart behoorde. Hot werk, een tijdlang (door Uhland bijv.) sterk overschat, is kennelijk een navolging, daar de vazallenepiek in Duifschland niet zoo’n bloei kende als in Frankrijk.
Vorm: de Nibelungenstrophe; tekstoverlevering zeer bedorven.U i t g.: Martin, Deutsches Heldenbuch (II Berlijn 1866); moderniseeringen: Simrock (1846); Schroër (1874, in Reclam U.B. nr. 546).
Lit.: R. Löhner (1885); E. Kettnecr (1891).
Baur.