lc E r a s m u s, trouw volgeling van Luther, Duitsch humanist en dichter. * omstr. 1500 te Buchenbrücken bij Frankfort a/M., + 5 Maart 1653 als superintendent te Neubrandenburg (Mecklenburg). Hij studeerde aan de universiteit van Mainz, daarna aan die van Wittenberg, waar hij de lessen volgde van Karlstadt en Luther.
Spoedig door Luther gewonnen, werd hij als schoolmeester en predikant een fanatiek verdediger van diens leer zoowel tegen de Prot. dissidenten als tegen de Katholieken. Om de menschen gemakkelijker over te halen, liet hij voorloopig de Kath. gebruiken bestaan. Hij werd van de eene plek naar de andere verjaagd, meer als een gevolg van zijn lastig karakter en zijn onhebbelijken omgang met geloofsgenooten dan door maatregelen van de door hem vervolgde Katholieken. Alleen uit Maagdenburg werd hij om zijn fel optreden tegen het Interim verbannen.Werken: Zijn poëtische talenten stelde hij in dienst van fabels (Buch van der Tugend und Weisheit, Frankfort 1550) en kerkliederen. Bekend is verder zijn Duitsch woordenboek, een der eerste uitgaven op dat gebied. Groote verspreiding had Der Barfüszer Mönehe Eulenspiegel u. Alkoran (Wittenberg 1542), zondernaam van den auteur uitgegeven, met voorrede van Luther en daardoor lang aan hem toegeschreven. Een Latijnsche vertaling verscheen in Frankfort, een Fransche leverde Conrad Badius. In dit geschrift spot hij met het boek van de Rinonico (niet Barthol. d’Albisi) over de gelijkvormigheid van Franciseus’ leven en dat van Christus
Uitg.: van Buch von der Tugend und Weisheit door W. Braune (1892); der liederen door C. W. Stromberger (Halle 1857)
L i t. : Döllinger, Die Reformation (II Arnhem 1854, 70—75). Zijn oordeel wordt vertroebeld, omdat hij een afkeurende passage van Erasmus van Rotterdam, voor Ilermann Buschius bestemd, op A. laat slaan. F. Schnorr v. Carolsfeld, E. A. (Dresden 1898), die bijna een heilige van hem maakt; E.
Körner, É. A. t(Leipzig 1910); Dict. Hist. géogr. (1 1595—1600) onder ‘Alberus ; Die Religion in Gesch. u. Gegenw. (1,186—187).
Wachters.
2° Mattheus, bijgenaamd de Luther van Zwaben, waar hij met Brenz voor het Protestantisme werkte. * 4 Dec. 1495 te Reutlingen, + 2 Dec. 1570 to Blaubeuren. Hij studeerde te Tübingen (baccal. in 1516, magister artium in 1518), werd priester gewijd en door Melanchthon in staat gesteld zijn studies nog 3 jaar voort te zetten. De scholastiek trok hem niet aan en zoo kwam het, dat hij niet doctoreerde, maar eerst in 1539 den doctorstitel aan de Prot. faculteit te Tübingen ontving. In 1531 keerde hij terug naar Reutlingen, koos de zijde van Luther en voerde als predikant het Prot. in. Paschen 1524 wordt in Reutlingen de H. Mis afgeschaft. Hij trad in het huwelijk en werd in 1525 ter verantwoording voor het Rijksregiment geroepen. Door het Interim werd de oude toestand in Reutlingen hersteld en moest A. dit verlaten. Onder bescherming van hertog Ulrich werkt hij nu als predikant en superintendent aan de protestantiseering van Wurttemberg en in het bijzonder van Stuttgart, om in 1562 of 1563 de leiding op zich te nemen van het tot school ingerichte klooster van Blaubeuren. Hij stond op goeden voet zoowel met Luther (brief van 4 Jan. 1520) als met Zwingli (brief van 16 Nov. 1524). Met Bucer verkondigde hij een avondmaalsleer, die een soort compromis tusschen Luther en Zwingli was.
L i t.: Jul. Hartmann, M. A. (Tübingen 1863); Dict. Hist. Géogr. (1 kol. 1393—1394); Die Religion in Gesch. und Gegenw. (i 1927 kol. 187).
Wachters.