1.Gr. Asklepios, Lat.
Aesculapius, Grieksche god der geneeskunde, zoon van Apollo en Coronis, die de dochter was van Phleggos, koning der Thessaliërs. A. was vlg. sommigen te Laceria in Thesasalië, vlg. anderen te Epidaurus in Argolis of te Tricca in Messenië. Volgens de sage werd Coronis door Artemis wegens ontrouw aan Apollo gedood. Toen haar lijk verbrand werd, wist Apollo het kind A., waarvan Coronis zwanger was, nog uit de vlammen te redden. De centaur Chiron onderwees hem in de artsenij. Daar A. echter zelfs dooden ten leven riep, beklaagde zich Pluto, de god der onderwereld, hierover bij Zeus, die A. in zijn toorn met een bliksem doodelijk trof.
A. werd over geheel Griekenland als god vereerd en er was een beroemde tempel aan hem gewijd te Epidaurus. Gedurende een pestepidemie te Rome (293 v. Chr.) werd zijn dienst ook hierheen overgebracht en een tempel op een eiland in den Tiberaan A. gewijd, welke later als kerk (San Bartolomeo) werd ingericht.Voorstelling in de kunst.
A. komt reeds vroeg in zijn stereotype houding, steunend op een stok, voor en relief op Attische wijgeschenken. Op het eind der 5e eeuw moet ook door Aicamenes een dergelijke voorstelling gemaakt zijn. Van ivoor met ingelegd goud (→ Chryselephantine) bestond er een beeld van A. in den tempel te Hieron van de hand van Thrasymedes (midden 4e eeuw). Als jongen man stelt hem Scopas voor en een kop uit Melos duidt op een dergelijke jeugdige voorstelling. Tenslotte is het (niet bewaarde) A.-beeld voor het Asklepieion te Pergamum te noemen (2e eeuw; door Phyromachus). Zijn attribuut is gewoonlijk een staf, waaromheen een slang kronkelt.
Knipping.
2.onderscheidingsteeken voor officieren van gezondheid. zie Onderscheidingsteekenen.