Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-01-2024

Aegeïsche Zee

betekenis & definitie

is het N.O. deel der Middell. Zee, gelegen tusschen het Balkanschiereil. en Kl.Azië en wordt aan de Z.zijde begrensd door de lijn Rhodes, Kreta, Cethera en Kaap Malia.

De hooge en steile W.- en O. kusten hebben een zeer gunstige geleding en bezitten talrijke baaien en natuurlijke havens. De W. kust was in de Oudheid rijk aan belangrijke havenplaatsen, thans wordt de handel vnl. onderhouden door de voorgelegen havens. Athene (Piraeus) is hier de voornaamste havenplaats. De havens aan O. kust, de kust van KI. Azië, zijn voor het meerendeel zeer verwaarloosd. Grootste havenplaats Smyma.

De N. kust, de kust van Macedonië en Thracië, was vroeger geheel bezet met Grieksche koloniën. De belangrijkste havenplaatsen zijn hier Saloniki en Kawala. De A. Z. telt tal van eil. en eil.reeksen (voornaamste de Sporaden en Cycladen), welke haar in een groot aantal bekkens verdoelen. De bodem vormt een reeks van dalen en onderzeesche ruggen en is door vulkanische werking veranderlijk. De diepte is zeer verschillend, doch in het algemeen groot.

De grootste diepte bedraagt 2 250 m in den diepen trog tusschen Sidero en Chamilosini en 1300 m in dien in den N. W. hoek. De getijden zijn zwak, het verval bedraagt in het algemeen slechts 18 cm. Aan de W. zijde heerscht een stroom in Z., aan de O. zijde in N. richting. Het zoutgehalte is hoog (tot 39®/00 toe), behalve in het N. gedeelte, waar de zoetwaterstroom uit de Dardanellen een weinig zoutrijke oppervlakte-laag vormt. De wind is ’s zomers doorloopend N. tot N.O. (Etesiën) en wakkert somwijlen tot krachtige stormen aan.

In het winterhalfjaar, dat zeer stormachtig is, zijn de windrichtingen zeer verschillend. Aan de kust waait dikwijls overdag een zeewind, ’s nachts een landwind.L i t.: O. Krümmel, Handbuch der Oceanographie (2 dln. Stuttgart 21907/11); Alfr. Phüippson, Das Mittelmeergebiet (Leipzig 41922).

Wissmann.

< >