(in B e l g i ë). De koning verleent de brieven van a. (Belg. grondwet, art. 75).
Hij regelt de uitgestrektheid en de overdrachtsorde van de titels welke hij toekent (K.B. van 14 Juni 1876); deze zijn ofwel persoonlijk, ofwel erfelijk voor den oudsten zoon alleen, of voor alle kinderen van de begunstigden. De Belgische grondwet bepaalt uitdrukkelijk (art. 6, 75 en 112), dat aan de adelbrieven geen voorrechten mogen verbonden zijn. Het onderscheid in klassen, zooals in Engeland, bestaat niet meer in het Belgische politieke stelsel. De adelbrieven werden in België slechts behouden als een goedkoop middel om voor bewezen diensten te beloonen. De vreemde adelbrieven aan Belgen toegewezen worden in België niet erkend.Het onwettige gebruik van adeltitels wordt door de wet gestraft (Strafwetboek, art. 230 en 232). Sommige veroordeelingen ontnemen het recht adeltitels te dragen (Strafwetboek, art. 31 tot 33). De adeltitels worden gevoegd bij den naam en maken deel uit van den burgerlijken stand van drager; in alle authentieke akten moet er melding van gemaakt worden (K.B. van 26 Jan. 1822). Bij koninklijk besluit van 6 Febr. 1844 werd een heraldieke raad ingesteld bij het ministerie van buitenlandsche zaken; deze raad is samengesteld uit zeven leden en een griffier, allen benoemd door den koning; de raad wordt geraadpleegd over alles wat erkenning of bevestiging van adeltitels betreft; hij houdt een inschrijvingsregister bij, waar de namen van den ganschen adel in voorkomen en levert verklaringen van afstamming en van wapen af. zie Adel, zie Adelsrecht.
V. Boon.