Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-01-2024

Acalholicus.

betekenis & definitie

Volgens het oudere spraakgebruik in moraaltheologie en kerkelijk recht had a. gewoonlijk den engeren zin van gedoopte niet-Katholiek (ketter of schismatiek); tegenwoordig omvat de term meestal alle niet-Katholieken, zoowel ongedoopten als gedoopten; en dit met dien verstande, dat allen, die momenteel buiten de Kerk staan, er onder vallen,onverschillig of zij vroeger door den doop in de Kath. Kerk of door belijdenis Kath. zijn geweest of niet.

Ook in het nieuwe kerk. wetboek heeft a. als regel dezen wijderen zin; slechts zijn er eenige canones, waar tekst of contckst uitwijzen dat de zin is beperkt (can. 1061—63 en 2319) of eenigszins gewijzigd (can. 1099); op sommige andere plaatsen is de juiste zin twijfelachtig (can. 985, 987, 542 1°, 2314 § 1 3°). Buys.

< >