(Ital. Abruzzi; Lat.
Aprutium), gebergte in de Midden-Apennijnen, secondaire en tertiaire kalk, geplooid en van breuken doorsneden. Hoogland ± 1000 m hoog; hoogste top Gran Sasso d’Italia (M. Corno 2 914 m). Karstverschijnselen; enkele fimvelden; vele puinkegels. Onvruchtbaar; ruw klimaat; dim bevolkt; armoedige landbouw (ooft, wijn, olijven); enkele beukenwouden. Vroeger veel emigratie. Nauwe lengtedalen, enkele breede kommen, waarin stadjes.L i t.: K. Hassert, Die Abruzzen (Geogr. Zeitschr. 1897. III); Bolzano, Abruzzo e Molise (1927).
Heere.