Ned. arts en letterkundige, * 22 Aug. 1796 te Amsterdam, ♱ 16 Dec. 1874 te Den Haag. Van Portugeesch-Israëlietische afkomst.
Studeerde medicijnen te Leiden; promoveerde 24 Juni 1818. Intiem vriend van Is. da Costa, onderging hij evenals deze den invloed van Bilderdijk.
C. werd tegelijk met het echtpaar da Costa op 20 Oct. 1822 te Leiden door ds. Egeling gedoopt en in de Ned.
Hervormde Kerk opgenomen. Aangrijpend is het verhaal zijner bekeering, dat onder den titel Conversion de Dr.
A. C. in Neuchatel (1836) het licht zag, in verscheidene talen werd overgezet en menigeen (niet onder de Israëlieten alleen) tot het Christendom leidde.
C. bewoog zich al spoedig op kerkelijk terrein en was o.a. één van „De Zeven → Haagsche Heeren”, die bij de synode aandrongen op kerkherstel. Hij behoorde tot den kring van het → Réveil en wijdde zich aan Evangelisatie en Zondagsschool wezen, stichtte de Vereeniging van de Vrienden Israëls en de Nederlandsche Protestantsche Vereeniging.
Hij ijverde eveneens voor de Evangelische Alliantie en bestreed fanatiek de vaccinatie.Lit.: Vos, Gesch. der Vad. Kerk (II, 243 vlg.); E. Gewin, Dr. A. Capadose en het Réveil (in: De Gids 1920 II, 282-316). Lammertse.