Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Synode

betekenis & definitie

(Gr. sunodos, = samenkomst), benaming zoowel bij Katholieken als Protestanten in gebruik voor hetzij een kerkel. bijeenkomst voor één maal, hetzij een vaste instelling van kerkelijk bestuur.

A) Bij Katholieken. Dikwijls wordt s. zonder onderscheid als synoniem met concilie gebruikt. Beter is echter om den term concilie te bewaren voor een kerkvergadering der Algemeene Kerk, s. voor een diocesane of provinciale kerkelijke bijeenkomst. Over concilie en s. in dezen scherper omschreven zin, zie ➝ Concilie, waar ze beide behandeld worden.
B) Bij Protestanten beteekent synode:
1° een tijdelijke bijeenkomst van de vertegenwoordigers der locale of gewestelijke kerken. Tegenover de Kath. leer van het hiërarchisch en onfeilbaar karakter van een Algemeen ➝ Concilie stelt de Gereformeerde beschouwing het ministerieel en feilbaar karakter van zulk een s. vast; en tegenover de Independenten, die de goddelijke instelling, de noodzakelijkheid en het bindend gezag bestreden, leerde zij het ius divinum positivum (Voetius), de noodzakelijkheid en het bindend karakter harer besluiten.

Enkele voorname s. in Ned. van dezen aard zijn de Dordtsche Synode (1618/19, zie ➝ Dordrecht), en in den laatsten tijd (1926) die van de Geref. Kerken te Assen, waar de kwestie-Geelkerken (zie ➝ Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband) werd behandeld.

2° Een permanent of althans periodiek vergaderend lichaam van bestuur of toezicht. Zoo bijv. de ➝ Heilige Synode van Rusland.

In Nederland zijn de voornaamste vaste s.:

1° De Algemeene S. der Ned. Herv. Kerk (23 leden; vergadert jaarlijks te Den Haag).
2° De S. der Evangelisch-Luthersche Kerk, die jaarlijks op den eersten Maandag na 2en Pinksterdag vergadert te Amsterdam; 18 leden.
3° Alg. kerkel. vergadering der Herst. Evang. Luth. Kerk, tweemaal per jaar in April en October.
4° Alg. Vergadering der Remonstrantsche Broederschap, eenmaal per jaar in Juni.
5° Generale S. der Gereformeerde Kerken, die in den regel om de 4 jaar gehouden wordt, behoudens in bijz. omstandigheden.

Al deze S. of algemeene vergaderingen hebben slechts een soort administratief recht, bestuursopzicht zonder zich in te laten met interne aangelegenheden der Kerken of met leergeschillen. Alleen de Generale S. der Geref. Kerken handhaaft ook de leer, zooals ook vóór de regeering van Willem I de Ned. Herv. Kerk zulk een leergezag handhaafde of althans bevoegd was te handhaven.

Lit.: H. Bouwman, Geref. Kerkrecht (I); J. C. Rullmann, art. Herv.

Kerk (in: Chr. Enc., II); Joh. Jansen, art. Geref. Kerken (in: Chr. Enc., II). Zie verder ➝ Ned.

Herv. Kerk; Gereformeerde Kerken.

< >