Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-01-2024

Abele spelen

betekenis & definitie

worden in ’t bijzonder een viertal ernstige spelen genoemd, met romantischen inhoud, die voorkomen in het groote Hulthemsche verzamelhandschrift, uit de eerste jaren der 15e eeuw: Esmoreit, Gloriant, Lanseloet van Denemarken, Vanden Winter ende vanden Somer. Zij vertegenwoordigen het oudste wereldlijk tooneel in de gansche West-Europeesche letterkunde en klimmen op tot de 14e eeuw, misschien nog tot het midden er van.

De naam abel — mooi, eerder nog kunstig — is niet meer dan een epitheton omans, geen technische term (zoo bijv. ook: abele sproke); soortgelijke spelen zijn er meer geweest in de 15e eeuw, al worden zij niet abel genoemd; zoo in de boucken van den spelen van het gilde van Sinte Katelijne ten Hooie, te Gent (Nap. de Pauw, Mnl. Ged. en Fragm. II, 445). Ontstaan: uit de misschien gedialogiseerde voordrachten der sprooksprekers (te Winkel)? Uit het geestelijk tooneel langs de mirakel- en heiligenspelen (Worp)? Eenvoudiger: door analogie, naar het voorbeeld der dramatiseering van godsdienstige geschiedenis (V. Mierlo). Kenschetsing: ze zijn nog tamelijk kort; het langste, Gloriant, telt slechts 1142 w.; hebben weinige personages; behandelen geen vreemde, maar internationale onderwerpen, met als hoofdthema: de overmacht der liefde, die in drie of vier verschillende vormen reeds zeer verdienstelijk ontleed wordt.

Over de opvoering is weinig bekend: zeker nog met zeer primitieve middelen; in de open lucht, ook wel in zalen; op een verhoog, waarvan de schikking veel aan de verbeelding overliet: het spel bewoog van den eenen kant naar den anderen, volgens de plaats waar het gebeurde. Waarschijnlijk door een rondreizend of vast gezelschap, dat dagen achtereen vertooningen hield: ghezellen vanden spele(?); of toch, door dezelfde spelers als van de geestelijke spelen en de esbattementen? Dichter of dichters zijn eveneens onbekend: wel niet uit Vlaanderen, ondanks toespelingen op Kortrijk en Gent; maar mogelijk uit (Oost-?) Brabant, om de taal, zooals vooral uit de rijmen blijkt.

U i t g.: Dr. P. Leendertz Jr., Mnl. dramatische poëzie (z. j. 1907 ?); voorts bij de afzonderlijke spelen.

L i t.: Dr. J. A. Worp, Gesch. van het drama en van het tooneel in Nederland (I 1904); Prof. Verdeyen, Versl. en Med. VI.

Academie (1927, 525 vlg.); J. W. Muller. Tijdsch. Ncd. Taal en Letterk. (XLVI 1927, 292 vlg., en bij de afzonderlijke spelen).

V. Mierlo.

< >