Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-01-2024

Abélard

betekenis & definitie

P i e r r e, Fr. dialecticus en wijsgeer, heeft in de 12e eeuw het belangrijkste werk geleverd voor de vorming van de wijsbegeerte als zelfstandige wetenschap en van de ethiek als stelsel van natuurlijke zedeleer, en den grondslag gelegd voor een redelijke geloofsverdediging. Man van zeer bijzondere gaven, dialectische scherpte, slagvaardigheid, helderheid van uiteenzetting, maar daarnaast van heftig temperament, onrustig en onevenwichtig karakter. *1079 te Palais bij Nantes, + 1142 te St.

Marcel-sur-Saöne. Studeerde bij Roscellinus en Willem van Champeaux, was leeraar der dialectiek te Melun, Corbeil, Parijs, studeerde later theologie en gaf sinds 1113 onder ontzaglijken toeloop theologische lessen te Parijs. Na de ontdekking van zijn geheim huwelijk met Héloïse, moest hij zich in een klooster terugtrekken. In 1136 hervatte hij zijn lessen te Parijs met nog grooter succes dan vroeger. Na herhaalde veroordeeling van zijn Drievuldigheidsleer moest hij echter Parijs voorgoed verlaten.Met zijn waardeering van natuur en wereld en zijn erkenning van de eigen beteekenis van het profane naast het godsdienstige staat A. vreemd tegenover het supernaturalisme van zijn tijd. Tegen de leer van het Credo ut intelligam verdedigt hij, dat sommige waarheden aan een voorafgaande geloofsaanvaarding moeten worden onttrokken om de grondslagen des geloofs tegenover de ongeloovigen te kunnen zeker stellen. Het geloof zelf roept op tot nadenken en vraagt om toepassing van de dialectiek op het heele gebied der theologie. Naast de onmiddellijk geschouwde evidentie der geloofswaarheden, die pas in het andere leven bereikt wordt, staat het verstaan van hun beteekenis, dat in zekerheid voor de eerste niet onder doet, maar de evidentie mist. A.’s. dialectische leermethode (Sic-et-Non) geeft regels om schijnbare tegenstrijdigheden in H. Schrift en Vaders op te lossen.

Zijn standpunt in het imiversalia-vraagstuk houdt ’t midden tusschen nominalisme en realisme : alleen het enkele ding bestaat werkelijk, het algemeene begrip is slechts het woord naar zijn algemeene beteekenis (sermo), in verband gebracht met de vele objecten, waarvan ’t gezegd wordt: het heeft tot objectieven grondslag hetgeen aan de verschillende individueele dingen gemeen is : de natuur der dingen.

Het verstand vormt de begrippen door abstractie ; daarmee volgt A. voor ’t eerst in de scholastiek de Aristotelische kennisleer ; toch eischt hij ook weer met de Neoplatoonsch-Augustijnsche richting voor elke zekere kennis een goddelijke verlichting. — Het onderscheid van zedelijk goed en kwaad hangt af van Gods wil.—

A.vormde een wijsg. en een theol. school, maar daarbuiten reikt de invloed van zijn methode over heel de Scholastiek van de 12e en 13e eeuw.

Werken: o.a. Logica, De unitate et trinitate divina: Sic-et-Non; TheologiaChristiana; Ethica; Histoi ia Calamitatum; Briefwisseling met Héloïse; Dialogus inter Judaeum; Philosophum et Christianum.

L i t.: E. Kaiser, Pierre Abélard critique (Fribourg 1901); B.Gever, Die phil. Schriften Peter Abaelards (3 dln.

Münster 1919—1927).

F. Sassen.

< >